module 8 Flashcards
een cijfer
un chiffre
een rond getal
un chiffre rond
decimaal
décimal
een cijfer afronden
arrondir un chiffre
na de komma
après la virgule
naar onder/boven
vers le haut/bas
een getal
un nombre
een even/oneven getal
un nombre pair/impair
een bedrag
un montant
een opsomming
une énumération
20,05 euro
vingt virgule zéro cinq euros
cent
centimes
een derde
un tiers
een ruime 40%
un bon 40%
de 10% benaderen
frôler les 10%
rond de 2%
autour de 2%
bijna een verdubbeling
un quasi-doublé
halveren
réduire de moitié
nauwelijks verbeteren
à peine augmenter
een kleine meerderheid
une faible majorité
een grote meerderheid
une immense majorité
een stijgend aantal
le nombre croissant
klopt de rekening
le compte est bon
een breuk
une fraction
een vergelijking
une équation
een noemer
une dénominateur
een aftreksom
une soustraction
een optelsom
une addition
een vermenigvuldiging
une multiplication
een betekenis aan cijfers geven door te herformuleren
donner un signification en les reformulant
wat neerkomt op
ce qui correspond à
hetzij
soit
wat overeenkomt met
soit l’équivalent de
of liever gezegd
ou si vous préférez
met andere woorden
autrement dit
bedrieglijk
trompeurs
heeft extra uitleg nodig
interpellants
geruststellend
rassurants
verontrustend
inquiétants
veelbelovend
prometteurs
alarmerend
alarmants
(de cijfers zijn) te voorzien
prévisibles
een verwacht resultaat
un résultat attendu
het gehoopte resultaat
le résultat espéré
verwachten dat
s’attendre à ce que
tegen alle verwachtingen in
contre toute attente
een onverwacht resultaat
un résultat inattendu
evenveel als
autant de