Module 4 Flashcards
Begrip: algemeen prijspeil
Gemiddeld prijsniveau van het goederenmandje
Begrip: algemene prijs van tijd
Prijs van tijd die banken rekenen
Begrip: basisjaar
Jaar dat als beginsituatie wordt genomen bij de berekening van indexcijfers
Begrip: bestedingsaandelen
Wegingsfactoren
Begrip: consumentenprijsindex (CPI)
Hoogte van het algemeen prijspeil, uitgedrukt in een indexcijfer
Begrip: CPI
Hoogt van het algemene prijspeil, uitgedrukt in een indexcijfer
Begrip: deflatie
Daling van het algemene prijspeil door de tijd
Begrip: depositorekening
De bankrekening van algemene banken bij de centrale bank
Begrip: goederenmandje
Verzameling producten die representatief zijn voor wat een gemiddelde huishouden koopt
Begrip: indexcijfer
Verhoudingsgetal van een waarde in twee verschillende periode
Begrip: individuele prijs van tijd
Ongemak van consumptie-uitstel
Begrip: inflatie
Stijging van het algemene prijspeil door de tijd
Begrip: intertemporele substitutie
Verschuiving van consumptie over de tijd
Begrip: kredietkanaal
Door de rente te verhogen of te verlagen beïnvloedt de ECB de maatschappelijke geldhoeveelheid en daarmee de economische activiteit
Begrip: lenen
Vervroegen van consumptie: directe consumptie wordt betaald uit toekomstige inkomsten
Begrip: marktprijs van tijd
De marktprijs van tijd is de algemene prijs van tijd
Begrip: monetaire beleid
Beleid van de centrale bank
Begrip: partieel prijsindexcijfer
Prijsindexcijfer van een product
Begrip: prijsindexcijfer
Prijs omgezet naar een indexcijfer
Begrip: rente
Algemene prijs van tijd
Begrip: reporente
Het rentepercentage waartegen banken geld kunnen lenen bij de centrale bank
Begrip: risico-aversie
De neiging om het zekere voor het onzekere te nemen
Begrip: sparen
Uitstellen van consumptie: directe consumptie wordt vervangen door consumptie in de toekomst
Begrip: stroomgrootheden
Grootheden waarvan de waarde over een bepaalde periode wordt vastgesteld