modéle de communication Flashcards
Qui est l’émetteur?
Wie is de zender?
l’orateur, l’auteur.
De spreker, de auteur.
Quel est l’objectif de l’émetteur?
Wat is het doel van de zender?
Inviter le récepteur à suivre certaines pensées et/ou à agir ou informer le récepteur.
Nodig de ontvanger uit om bepaalde gedachten te volgen en/of actie te ondernemen of de ontvanger te informeren.
Quel est le message?
Wat is de boodschap?
Des arguments, des positions ou de l’information.
Argumenten, standpunten of informatie.
Qui est le récepteur?
Wie is de ontvanger?
L’auditeur, le spectateur, le lecteur.
De luisteraar, de toeschouwer, de lezer.
Quel est l’objectif du récepteur?
Wat is het doel van de ontvanger?
En savoir plus sur quelque chose, les avantages et les inconvénients.
Leer ergens meer over, de voor-en nadelen.
Quel est l’effet sur le récepteur?
Wat is het effect op de ontvanger?
Agir, prendre position ou stocker et traiter des connaissances.
Handelen, een standpunt innemen of kennis opslaan en verwerken.
Quelle est la situation?
Wat is de situatie?
Où? Quand? Dans quelles circonstances?
Of? Wanneer? Onder welke omstandigheden?
Comment est transféré le message?
Hoe wordt het bericht overgedragen?
Une page web qui cherche de nouveaux bénévoles, un article, une offre d’emploi, une lettre de motivation, un entretien d’embauche.
Een webpagina op zoek naar nieuwe vrijwilligers, een artikel, een vacature, een sollicitatiebrief, een sollicitatiegesprek.
Quel code emploie l’émetteur?
Welke code gebruikt de zender?
Verbal (langue) et non verbal (images)
Verbaal (taal) en non-verbaal (beelden)
Quel registre emploie l’émetteur?
Welke register gebruikt de zender?
Formel, informel, la langue standard, la langue de l’école, la langue étrangère.
Formeel, informeel, standaardtaal, schooltaal, vreemde taal.
Quels problèmes peuvent survenir dans la communication?
Welke problemen kunnen zich voordoen in de communicatie?
Auditif, visuel, technique…
Auditief, visueel, technisch…
