MMS H1 Flashcards

1
Q

Media laten toe asynchronisch te communiceren. Licht toe.

A

Ze overstijgen tijd en ruimte. Je kan bijvoorbeeld een bericht versturen en pas dagen later antwoord krijgen (of omgekeerd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

a) Wie was Joshua Meiovic?

b) Wat waren zijn conclusies?

A

a) Een sociale wetenschapper die onderzoek heeft gedaan naar de impact van media op de campagnevoering van politici.

b) Vroeger gingen ze face-to-face en veranderden ze hun verhaal (een beetje) afhankelijk van de ontvangers. Nu moeten ze in 1 keer een campagne voeren die zoveel mogelijk mensen tegelijk aanspreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Media zorgen voor maatschappelijke verbinding. Leg uit.

(Is dit nog steeds zo?)

A

Media creëren gemeenschappen, gedeelde ervaringen, en laten toe als groep te communiceren. Bijvoorbeeld samen TV kijken.

(nu echter steeds meer individuele consumering van media, waar men vroeger samen voor tv zat zit men nu apart op de smartphone etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij media is er zowel een deel voor/op als achter de schermen. Hoe noemen we beiden?

A

Op het scherm: front end

Achter de schermen: back end (gigantische infrastructuur bijv.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar moet men zeker bij stilstaan als communicatiewetenschapper?

A

De gigantische infrastructuur en het complexe geheel achter de media. (Wie bezit wat, wie plaatst/betaalt het, hoe verdienen ze geld, …?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bedoelen we met de infrastructuur achter media?

A

Dat wat tastbaar is: de datacenters, telefoonpalen, internetkabels in de oceaan, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom mag je nooit verwijzen naar “de media”?

A

Omdat het veel complexer is dan dat. Het is een complexe verzameling van instituten en actoren die media maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar verwijst men sinds de 19e eeuw naar bij het woord media?

A

Een technologisch communicatiemiddel, in staat om informatie en communicatie-inhoud te distribueren naar een groot publiek (kranten, film, radio, tv, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Media hebben 2 componenten, welke?

A

1) De inhoudelijke (front-end) (=betekenisgevend, symbolisch, en representaties van werkelijkheid)

2) De materiële (back-end)
(=Technologisch, organisatorisch en infrastructureel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bedoelen we met de nieuwe distributie van media-inhoud?

A

Mediaorganisaties willen dingen exclusief voor hun platform houden om “abonnees” te verleiden. (veel netflixproducties niet in de cinema bijvoorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is de smartphone ontwikkeld?

A

2007

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In relatie tot wat ontwikkelen zich de massamedia? (in de 20e eeuw)

A

Industrialisering (elektrificatie vooral), en urbanisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontwikkelde media zich door de 20e en 21e eeuw heen?

A

Begin 20e eeuw ontwikkelt zich de massamedia, die met zijn professionele organisatie een eerste afspiegeling vormt van onze moderne “media-industrie”. Dit omdat media in de massamaatschappijen steeds belangrijker wordt. Het worden belangrijke instituten: politiek en economisch (bijvoorbeeld real-time nieuws op radio).

Eind 20e eeuw treedt er meer digitalisering op. Dit heeft als gevolg dat digitale media efficiënter met hun informatie om kan. De opgeslagen info kan (adhv binaire codes) aan verschillende formaten aangepast worden en beter gedistribueerd worden.

In 1990 ontstaat de eerste (militaire) vorm van het internet)

Begin 21e eeuw ontwikkelt het internet zich tot een meer participatieve omgeving. We spreken van “prosumers”. Het internet wordt een commerciële omgeving. Bedrijven moeten mee met ontwikkeling in platformindustrie. (zie HLN die zich aanpast aan tiktok-format om doelgroep te bereiken bijvoorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een “prosumer”?

A

producent en consument van media inhoud tegelijk (zie ons op sociale media bijvoorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarover gaat de samenleving?

A

De samenleving gaat over het geheel aan sociale relaties, alledaagse interacties en de organisatie van verschillende sociale groepen en categorieën van differentiatie, zoals die, o.a., op basis van klasse, etniciteit en gender.
En over de ongelijkheden die daaruit voortvloeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarover gaat het als wij als sociale wetenschappers spreken over (sociale) structuren?

A

Over de gevestigde hiërarchieën die de (structurele) ongelijkheid in de samenleving bekrachtigen.

17
Q

Wat wil agency zeggen?

A

Het vermogen tot zelfbeschikking/de mogelijkheid als individu om je vrij te bewegen. (zie metafoor parken en stedenplannen)

18
Q

Hoe ziet de relatie tussen media en samenleving eruit? (2)

A

Enerzijds vormen maken zij deel uit van de structuur van de samenleving (waarin ongelijkheden worden bepaald), anderzijds faciliteren zij agency (door democratische controle en mogelijkheid tot zelf- expressie/ontplooiing.)

19
Q

Waarom zijn media geen intituten, bedrijven of organisaties zoals alle anderen?
(leg grondig uit (3))

A

Omdat zij een heel specifieke macht hebben. Zij hebben toegang tot de controle van de communicatie. Hierdoor vervullen zij een heel belangrijke maatschappelijke rol.

20
Q

Welke 2 dominante manieren zijn er om naar de macht van media te kijken?

A

1) Media als vormgever (invloed van media op sl)
2) Media als spiegel (beïnvloeding (van media door sl)

21
Q

Teken een minder simplistisch model dat de invloeden en beïnvloeding van media laat zien met al zijn actoren.

A