Minor Toxic Flashcards
Farmacokinetiek
Wat lichaam met geneesmiddel doet:
- Absorptie = opnemen
- Distributie = verdelen over lichaam
- Metabolisme = verwerken en omzetten
- Eliminatie = uitscheiden
Farmacodynamiek
Wat het geneesmiddel met het lichaam doet
3 manieren van absorptie
- Oraal:
- Opgenomen door darmen -> lever -> hart (rechts) -> longen -> hart (links) -> systemische circulatie
- duurt lang: langzame toename in bloeconcentratie en langezame afname -> lage Cmax en late Tmax - Intraveneus:
- Ader -> hart (rechts) -> longen -> hart (links) -> systemische circulatie
- Snelle stijging van concentratie in bloed -> hoge Cmax en snelle Tmax - Inhalatie
- Longen -> hart (links) -> systemische circulatie
- Snel hoge concentratie in bloed -> hoge Cmax en snelle Tmax
Biologische beschikbaarheid (F)
hoeveelheid geneesmiddel dat na toediening in circulatie terecht komt -> bij orale toediening wordt deel al gemetaboliseerd (door slechte absorptie of first pass effect)
Verdelingsvolume (Vd)
volume waarover geneesmiddel zich kan verdelen -> eigenschap van geneesmiddel
Hydrofiel geneesmiddel
meer water
Lipofiel geneesmiddel
meer vet -> meer geneigd zijn zich te binden aan vet- en hersenweefsel (groot Vd)
Metabolisme
geneesmiddel moet omgezet worden (hydrofiel gemaakt worden) om uitgescheiden te kunnen worden
Metaboliet
omgezet medicijn door CYP enzymen die overvloedig aanwezig zijn in lever -> enzymen veranderen eiwitten -> CYP’s zetten lichaamsvreemde stoffen om naar stoffen die meer wateroplosbaar (hydrofiel) zijn
First pass effect
deel van medicijn wordt meteen al in maagdarmstelsel en lever omgezet (gemetaboliseerd) voordat het in systemische circulatie komt
Prodrug
inactief medicijn wordt door metabolisme omgezet naar actieve stof -> anders in maag als afgebroken en is het niet effectief
Receptoren
elke receptor kan bericht ontvangen en gaat hierdoor een actie uitvoeren
agonist
stimuleert receptor -> grotere reactie
antagonist
blokkeert receptor -> stof bindt waardoor actie niet uitgevoerd kan worden en plek bezet houdt
Ionenkanalen
alle cellen pompen natrium naar buiten en kalium naar binnen -> kanaal blokkeren
Enzymen
zetten stoffen om in andere stoffen -> remmen, blokkeren en stimuleren
Transporteiwitten
door deze te blokkeren kunnen stoffen niet meer van extracellulair naar intracellulair getransporteerd worden -> opname neurotransmitters geremd
Preklinisch geneesmiddelenonderzoek
fase van onderzoek voordat middelen op mensen wordt getest -> in vivo en in vitro
3 v’s van dierproeven
- vervanging
- vermindering
- verfijning
vervaning (3 v’s)
methoden die helemaal of gedeeltelijk proefdiervrij zijn:
- onderzoeken met lagere diersoort: ongewervelde dieren (fruitvliegjes)
- onderzoek op slachthuismateriaal
vermindering (3 v’s)
terugdringen van aantal proefdieren in onderzoek:
- bepaalde delen uit lichaam van proefdier gebruiken en andere delen voor ander onderzoek
- betere statistisch ontworpen studies: nauwkeurig aantal berekenen
- Betere kwaliteit van dieren: genetisch gemodificeerd
verfijning (3 v’s)
proef zodanig opzetten dat het welzijn van dieren zo min mogelijk wordt aangetast
Ligand
molecuul dat bindt aan de actieve kant van receptor -> zet receptor ‘aan’ -> waardoor er een signaal verspreid
2 manieren waarop medicijn als ligand kan functioneren
- Agonist = bootst oorspronkelijke ligand na (signaal komt door)
- Antagonist = activeert receptor niet waardoor deze niet in actieve toestand komt -> inhibitor die signaal blokkeert
potentie
kracht van medicijn bij specifieke dosering -> hoeveelheid van een medicijn dat nodig is om bepaald effect te krijgen –> dosering die nodig is om 50% van maximale effect te bereiken
werkzaamheid
effect dat medicijn heeft op receptor (hoe goed het werkt als agonist of antagonist)
LD50
lethal dosis 50% = dosis die dodelijk is voor 50% van een populatie proefdieren -> weergeven in toxische stof / kg lichaamsgewicht
ED50
50% van bevolking vertoont het effect dat wordt onderzocht (effectieve dosis)
Threshold level
maximale dosis zonder meetbare effecten
IC50
hoeveelheid van inhiberend middel dat nodig is om 50% van blokkade te geven -> concentratie van remmer waarbij de respons met helft afneemt
in vitro
testen in één cellijn in lab om te kijken wat gebeurd
in vivo
op proefdieren testen
organ on a chip
weefsel nagebootst wat reageert als orgaan op geneesmiddel (gedoneerd weefsel gebruikt)
Fase I KGO
- kleine groep gezonde vrijwilligers
- veiligheid getest
- strenge inclusiecriteria (geen zwangeren)
- in ziekenhuiszetting, want IC beschikbaar
- nooit iedereen tegelijk toedienen
- bij oncologie uitbehandelde kankerpatienten
Fase II KGO
- grote groep patienten
- minder gecontrolleerde setting
- bepalen van dosering
- werkzaamheid testen
- mag sneller achter elkaar doseren
- geen controlegroep (placebo)
- inclusiecriteria: mensen met aandoening -> binnen leeftijdsgrens en geen comedicatie
Fase III KGO
- grote groep patienten
- controle groep die placebo krijgt
- poliklinisch
- RCT dubbelblind
- inclusiecriteria: mix van proefpopulatie -> nieren en lever moeten goed werken
fase IV KGO
- geen inclusiecriteria
- geen gecontroleerde setting
- uitvoering soms opgelegd door autoriteit en soms door arts zelf
- vooral case-control
- lange termijn effecten
CCMO
Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek = verantwoordelijk voor uitvoering van Wet Medisch Wetenschappelijk onderzoek
METC
Medisch Ethische Toetsings Commissie = beoordeelt medisch-wetenschappelijk onderzoek met proefpersonen
Investigator’s Brochure (IB)
bedoeld voor onderzoekers en beschrijft de wetenschappelijke achtergrond en veiligheid om de klinische studie veilig te kunnen uitvoeren