Microbiologie Flashcards

1
Q

Adenoviridae

A
  • klasse 1 dsDNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in nuclei
  • 4 genera: Aviadenovirus (avian), mastadenovirus (zoogdier), atadenovirus (vertebraten), siadenovirus (amfibiën, vogel)
  • ziekten:
  • -> systemische en respiratoire ziekte hond
  • -> systemische ziekte pluimvee
  • bijzonderheid: antennes op kristalstructuur –> maakt ze minder stabiel, maar laat variatie toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Asfaviridae

A
  • klasse 1 dsDNA
  • envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma (bijzonder)
  • symptomen
  • -> African swine fever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Herpesviridae

A
  • klasse 1 dsDNA
  • envelop
  • hebben tegument
  • icosahedral
  • replicatie in nucleus
  • labiel in omgeving
  • 3 subfamilies: alpha (meeste problemen), beta, gamma (zie cursus)
  • klinische ziekten:
  • -> infectieuze bovine rhinotracheitis
  • -> Aujeszky’s disease
  • -> Equine rhinopneumonitis and equine herpesvirus abortion
  • -> canine herpesvirus
  • -> Feline viral rhinotracheitis
  • -> Marek’s disease
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Papillomaviridae

A
  • klasse 1 dsDNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in nucleï
  • belangrijk: zeer moeilijk te bestrijden, ook heel veel verschillende types door kruisreacties.
  • een van de weinige virussen die huid kan infecteren
  • ziekte:
  • -> papillomas en fibropapillomas bij HD (wratten)
  • -> bovine cutaneous papillomatosis
  • -> equine sarcoid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Poxviridae

A
  • klasse 1 dsDNA
  • envelop
  • replicatie in cytoplasma (bijzonder)
  • beschermd tegen uitdrogen in omgeving door speciale eiwitten om membraan
  • ziekte:
  • -> huid lessions
  • -> algemene infectie: cel-geassocieerde viraemia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Parvoviridae

A
  • klasse 2 ssDNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in nucleus van delende cellen
  • ziekten
  • -> canine parvovirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Circoviridae

A
  • klasse 2 ssDNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in nucleus van delende cellen
  • ziekten
  • -> bij zowel dieren als planten
  • -> Postweaning Multisystemic Wasting Syndrome (PMWS, porcine circovirus 2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reoviridae

A
  • klasse 3 dsRNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma
  • 3 genera die veterinair belangrijk zijn:
  • -> Orthoreovirus: arthritis en tenosynovitis bij pluimvee
  • -> rotavirus: enteritis bij neonatale boerderijdieren
  • -> orbivirus: arthropod-born infectie die African horse sickness veroorzaakt bij paarden en blauwtong bij schapen en andere HD en wilde herk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Birnaviridae

A
  • klasse 3 dsRNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma
  • 2 veterinair belangrijke virussen
  • -> Avibirnavirus: infectie bursa kippen (infectious bursal disease virus)
  • -> aquabirnavirus: infectieuze pancreas necrose bij salmonids
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Orthomyxoviridae

A
  • klasse 5 (-) ssRNA
  • envelop
  • helical nucleocapsid en sferische tot pleomorfe morfologie
  • replicatie in nucleus
  • ziekte:
  • -> vnl griep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Paramyxoviridae

A
  • klasse 5 (-)ssRNA
  • envelop
  • pleomorf
  • replicatie in cytoplasma
  • subfamilies Paramyxovirinae en Pneumovirinae verdeeld in 7 genera, welke elk veterinair belangrijke virussen bevatten.
  • ziekten:
  • -> rinderpest, pest kleine Herk, canine distemper, Newcastle disease, respiratoire ziekten HD (bv. bRSV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rhabdoviridae

A
  • klasse 5 (-)ssRNA
  • envelop
  • helical, rod-shaped morfologie
  • replicatie in cytoplasma(?)
  • ziekten:
  • -> rabiës
  • -> VSIV; Vesicular Stomatis Indiane Virus
  • -> Bovine ephemeral fever virus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bornaviridae

A
  • klasse 5 (-)ssRNA
  • envelop
  • sferisch
  • replicatie in nuclei van neurale cellen
  • ziekten:
  • -> Borna disease in vnl paarden ( = infectie CNS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bunyaviridae

A
  • klasse 5 (-) ssRNA
  • envelop
  • replicatie in cytoplasma
  • > 300 virussen, meerderheid via arthropoden
  • 5 genera:
  • -> Orthobunyavirus: virussen die congenitale defecten bij rund en schaap veroorzaken
  • -> Phlebovirus: Rift Vally fever
  • -> Nairovirus: Nairobi sheep disease
  • -> hantavirus: virussen die haemorragic fever bij mens veroorzaken. knaagdier als reservoir
  • -> Tospovirus: plantvirussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Picornaviridae

A
  • klasse 4 (+)ssRNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma
  • genera die veterinair van belang zijn: Aphtovirus, enterovirus, teschovirus, erbovirus, cardiovirus, Tremovirus
  • ziekten:
  • -> Swine vesicular disease virus (enterovirus)
  • Mond- en klauwzeer (Voet- en mondziekte virus (FMDV) behoort tot genus Aphtovirus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Calicivirus

A
  • klasse 4 (+) ssRNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma
  • 4 genera
  • -> Vesivirus: vesicular exanhema of Swine (mond en klauwzeer!) en Feline calicivirus infectie
  • -> Lagovirus: rabbit haemorrhagic disease en Europese bruinhaar syndroom
  • -> Norovirus en Sapovirus: humane calicivirus welke gastroenteritis veroorzaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Astroviridae

A
  • klasse 4 (+) ssRNA
  • geen envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma
  • belangrijke virussen bij deze familie:
  • -> Mamastrovirus: zelflimiterende gastroenteritis bij dier en mens
  • -> Avastrovirus: erge infectie van aantal organen. Bij eend erge hepatitis
18
Q

Coronaviridae

A
  • klasse 4 (+) ssRNA
  • envelop
  • pleomorf
  • replicatie in cytoplasma
  • twee genera
    –> Coronavirus (helical nucleocapsid)
    –> Torovirus (tubulaire nucleocapsid)
  • voor veterinair belangrijke virussen zie cursus blz 58
  • ziekten
    –> Systemische ziekte bij cat
    –> Enterische en systemische ziekte bij varken
    –> respiratoire ziekte pluimvee
    –> enterische ziekte rund
    LET OP: virussen met envolop veroorzaken eigenlijk nooit enterische ziekte –> BEHALVE CORONAVIRUS
19
Q

Arteriviridae

A
  • klasse 4 (+) ssRNA
  • envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma van macrofagen en endotheliale cellen
  • ziekten:
  • -> Equine virale arteritis
  • -> Porcine reproductie and respiratory syndrome
20
Q

Flaviviridae

A
  • klasse 4 (+) ssRNA
  • envelop (speciale vorm: thightly adherent)
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma
  • 2 genera veterinair belangrijk
  • -> Flavivirus: transmissie via arhtropoden en veroorzaakt encephalitis
  • -> pestivirus: transmissie direct of indirect en veroorzaakt boviene virale diarre, border disease en klassiek ‘Swine fever’
  • ook zikavirus hoort hier bij
21
Q

Togaviridae

A
  • klasse 4 (+) ssRNA
  • envelop
  • icosahedral
  • replicatie in cytoplasma
  • twee genera
  • -> Rubivirus: geen arthropode vector
  • -> Alphavirus: arthropode vector, veroorzaakt oosterse Equine encephalitis, westerse Equine encephalitis, Venezolaanse Equine encephalitis
  • Zoönose; zorgt bij mens voor ernstige cytolysis
22
Q

Retroviridae

A
  • klasse 6 ssRNA-RT
  • envelop
  • icosahdrale capsid omgeeft helicale nucleocapsid
  • 7 genera
  • -> lentivirus: immunodeficiënte ziekten (trage replicatie) zoals AIDS, feline immunodeficiëntie, Equine infectieuze anaemia, Maedi/visna
  • -> spumavirus: cel vacuolisatie, geen ziekte
  • -> 5 andere: neoplastische veranderingen
  • retrovirus door reverse transcriptase kan RNA -> dsDNA maken –> wordt als provirus in genoom gastheer gebracht
  • verschil tussen endogene en oncogene retrovirussen (zie p62)
23
Q

Hepadnaviridae

A
  • klasse 7 dsDNA-RT
  • envelop
  • sferisch
  • replicatie maakt gebruik van RNA intermediate (dus verschillend van retrovirussen) –> klein stuk RNA dat gebruikt wordt als primer
  • genus Avihepadnavirus –> vogel
  • genus Orthohepadnavirus –> hepatitis B
24
Q

Staphylococcus spp.

A
Phylum: Firmicutes
eigenschappen:
- gram (+) cocci
- facultatief anaeroob
- catalase positief (S. epidermidis)
- coagulase positief (S. aureus, S. pseudointermedius)

Voorkomen:

  • zoogdieren en vogels
  • -> nasale ruimte, naso-farynx, huid (mastitis) en mucosale membranen

Virulentiefactoren:

  • Coagulase
  • streptkinase
  • alpha toxine
  • Epidermolytische toxines
  • leukocidine
  • proteïne A

Klinische infecties:

  • mastitis (coagulase positieve staphylococci)
  • -> opportunistische infectie
  • bumblefoot (ulceratieve pododermatitis)
  • -> gevogelte, S. aureus infectie door kleine wond op poot door harde ondergrond
  • Porcine exsudative epidermitis
  • -> S. hyicus produceert exfoliative toxine
  • -> zwarte stoffige huid
25
Q

Streptococcus spp.

A
Phylum: Firmicutes
Eigenschappen:
- gram (+) cocci in ketting
- facultatief anaeroob
- catalase (-)
- NODIG: bloed of serum bij cultuurmedium

natuurlijke omgeving:
-mucosa van bovenste luchtwegen + lagere urogenitale stelsel

identificatie:

  • hemolyse
  • lancefield grouping

enkele voorbeelden:

  • S. equi –> neusuitloop, zeer besmettelijk
  • S. pyogenes –> pharyngitis)
  • S. agalactiae
  • S. suis –> zoonose, septicaemia en meningitis
  • E. faecalis –> endocarditis bij kippen
  • S. pneumoniae –> longontsteking
26
Q

Corynebacterium spp.

A

phylum: actinobacteria

eigenschappen:
- gram (+) pleomorfe staven
- facultatief anaeroob
- verrijkte media nodig
- C. diphtheriae zeker kennen

natuurlijke omgeving:
- huid, mucosale membranen (nasofarynx), intestinale tractus mens en dier

Voorbeelden:

  • C. Bovis –> subclinische mastitis
  • C. renale –> cystitis en pyelonephritis (rund)
  • C. diphtheriae –> bij mens, vorming pseudomembraan, toxine kan in bloed komen
27
Q

Listeria spp.

A

Phylum: firmicutes

eigenschappen

  • gram (+)
  • optimale groei 30-37C, maar kan ook groeien bij 4C
  • facultatief anaeroob (+10% CO2)
  • FACULTATIEF intracellulair (L. monocytogenes)

natuurlijke omgeving:

  • replicatie in omgeving
  • diervoeding
  • humane voeding (kaas, rauwe melk)
Virulentie factoren:
- Lysteriolysin --> gaat fagosoom afbreken voordat lysosoom kan samenvoegen --> intracellulaire replicatie mogelijk
Voorbeelden:
- Listeriosis bij herkauwers:
--> encephalitis, abortus, septicaemia
- listeriosisbij mens
--> zwangere vrouw: abortus, foetale schade
--> verzwakte afweer --> meningitis
28
Q

Erysipelothrix spp.

A

phylum: Firmicutes

eigenschappen:

  • gram (+) kleine staven
  • facultatief anaeroob
  • groei grote range van temp en pH
  • coagulase (+)
  • catalase (-)

natuurlijke omgeving

  • omgeving
  • 50% bij gezonde biggen: E. rhusiopathiae in tonsillen, maar kan door stres in bloed komen
  • ook gewoon voorkomend bij schaap, rund, paard, etc
  • infectie door besmet water of voedsel, of huidwonden

ziekten E. rhusiopathiae:

  • Swine erysipelas (vlekziekte)
  • acute vorm:
  • -> septicaemia, skinlesie
  • chronische vorm
  • -> endocarditis, polyarthritis, skinlesie
29
Q

Bacillus spp.

A

phylum: firmicutes

eigenschappen:

  • grote gram (+) staven
  • produceren ENDOSPOREN
  • aeroob of facultatief anaeroob

natuurlijke omgeving
- veelvoorkomend in omgeving (lucht, water, grond)

klinische infectie:

  • B. anthracis –> miltvuur
  • -> exotoxines
  • -> 10% mortaliteit bij cutaneuze anthrax. 90% mortaliteit bij respiratoire anthrax
30
Q

Clostridium spp.

A

Phylum: firmicutes

eigenschappen

  • grote gram(+) staven
  • produceren ENDOSPOREN
  • anaeroob

natuurlijke omgeving
- saprophyten in aarde, zoetwater of marine sediment

klinische infectie:
- C. botulinum --> botulisme
- C. tetani --> tetanus
- C. perfringens --> Gas gangrene (mens)
- C. chauvoei --> blackleg
ziekten goed uitgewerkt in aantekening
--> zeker kennen!
31
Q

Mycobacterium spp.

A

phylum: actinobacteria

eigenschappen

  • zuurvast
  • vormt geen sporen
  • aeroob
  • complexe ei-verrijkte medium nodig (Lowenstein-Jensen)
  • trage groei (3w tot cultuur)
  • kunnen zich verspreiden in heel het lichaam (ook hersenen)

natuurlijke omgeving:

  • aarde, op vegetatie, water
  • obligaat pathogenen verspreiding via geínfecteerde dieren
  • behouden viabiliteit in aarde en gedroogde faeces voor maanden

klinisch:

  • M. bovis –> respiratoire uitscheidng, faeces, melk, urine, zaad
  • M. avium subsp. paratuberculosis –> faeces
  • M. tuberculosis –> respiratoire uitscheiding
  • -> vorming granuloma in longen (zie aantekeningen) –> latent mogelijk

Johne’s disease (paratuberculose)

  • M. avium spp paratuberculosis
  • -> chronisce diarree, LG verlies
32
Q

Enterobacteriaceae

A

phylum: proteobacteria

eigenschappen:

  • gram (-) staven
  • facultatief anaeroob
  • fermentatie glucose, reductie nitraat naar nitriet
  • catalase (+)
  • oxidase (-)
  • colifomre bacteriën = fermenteren lactose (E. coli, Klebsiella, Enterobacter)

natuurlijke omgeving:
- wijdverspreid, aarde, watr, planten, intestines dier en mens

voorbeelden:

  • grote enterische en systemische pathogenen:
  • -> Escherichia coli
  • -> Salmonella
  • Opportunistische pathogenen
  • -> Enterobacter

Serotypering E. coli
- virulentiefactoren bepalen of goede of slechte E.coli (zit klein verschil tussen)

zie kaartje over Escherichia coli

33
Q

Enterobacteriaceae: Escherischia coli

A

natuurlijke omgeving:

  • dikke en achterste deel dunne darm van zoogdieren
  • grotere hoeveelheden bij carnivoren en omnivoren ivm herbivoren

Predispositie factoren:

  • blootstelling aan neonaten
  • hygiëne
  • intensieve houderij

Classificatie:

  • EPEC = enteropathogenische E.coli
  • EHEC = Enterohemorrhagic E.coli ( ook wel Shiga toxine producerende E.coli (STEC))
  • ETEC = enterotoxigenic E. coli

Shigatoxigneische E. coli (EHEC) –> slingerziekte –> door toxine gaat bloedvat kapot –> vochtverlies –> dieren liggen met gespreide benen op grond

ETEC zorgt voor waterige diarree door vorming van cAMP en cGMP ui ATP en GTP (zie aantekeningen)

34
Q

Pseudomonas & Burkholderia

A

Phylum: Proteobacteria

eigenschappen:

  • gram (-) staven
  • obligaat aeroob (want zitten in long)
  • fermenteren GEEN glucose

Natuurlijke omgeving:

  • water, aarde, op planten
  • opportunistische pathogeen
  • predilectie voor waterige omgeving

Virulentie factoren:

  • Alginate-biofilm
  • elastase –> schade weefsel long en bloedvaten
  • siderophores (pyoverdin, pyocyanin) –> ijzer opname –> zorgen voor geel-groene kleur

Klinisch Pseudomonas

  • otitis externa
  • respiratoire infectie

Klinisch Burkholderia malei

  • virulentiefactoren
  • -> biofilm
  • zelfde als pseudomonas; veroorzaakt droes bij paarden
  • te zien: hoge koorts, longontsteking, neusloop
  • long- en huidvorm
35
Q

Actinobacillus

A

phylum: proteobacteria

eigenschappen:

  • gram (-)
  • complex nitritionele behoeften –> 5-10% CO2, dus verrijkte voedingsbron nodig

natuurlijke omgeving:
- mucosale membranen van bovenste luchtwegen en orale holte

klinisch:

  • A. pleuropneumoniae
  • -> haemorrargisch, vnl bij varken heel besmettelijk en meestal fataal. Opvulling met vloeistof van longen
  • A. equuli subsp. equuli
  • -> sleepy foal disease

bij beide septicaemia

36
Q

Francisella tularensis

A

phylum: proteobacteria

eigenschappen:

  • gram (-)
  • zoönose
  • reservoir: konijnen
  • gastheer: mens
  • vector: teken
  • groeit slecht –> verrijkte bodem nodig (bloed agar)

natuurlijke omgeving:
- veel in natuur, vnl in noordelijke hemisfeer

klinisch:
- kan ingeademd worden –> geeft een soort van longontsteking (pneumonie)

37
Q

Bordetella species

A

phylum: Proteobacteria

eigenschappen
- gram (-)

voorkomen:
- mucosale membranen en bovenste luchtwegen

zeker kennen:
- typisch in luchtwegen en kan bij mensen longziekten veroorzaken

klinisch:

  • B. bronchiseptica –> respiratorie ziekten zoogdieren, vogels
  • B. pertussis –> KINKHOEST (vaccinatie)
38
Q

Brucella species

A

phylum: proteobacteria

eigenschappen

  • gram(-)
  • obligaat aerob
  • intracellulaire pathogenen (groei intracellulair)

voorkomen:
- vnl in reproductieve organen

klinisch:

  • B. abortus –> bovine brucellose –> abortus
  • B. suis –> varkens brucellose –> abortus
39
Q

Campylobacter en Helicobacter

A

phylum: proteobacteria

eigenschappen

  • gram(-) staven, boogvormig
  • microaerofiel

Voorkomen:
- intestinaal

klinisch:

  • C. jejuni –> enteritis hond
  • H. pylori –> maagulcers mens
  • -> maakt Urease aan –> zet ureum om in ammoniak en bicarbonaat –> NH3 waardoor pH stijgt –> rond bacteriën dus neutrale pH
40
Q

Spirochaetes

A

Phylum: spirochaetes

eigenschappen:

  • gram (-)
  • spiraal motiliteit via endoflagella

Borrelia species

  • transmissie via artropoden
  • veroorzaken systemische infectie
  • B. burgdorferi –> ziekte van Lyme
  • -> typisch: rode krinen, kan overgang tot aan de knie –> arthritis
41
Q

Mycoplasmas

A

phylum: firmicutes

eigenscappen:

  • klein (0,2-0,8 micro m), pleomorf –> geen celwand, bevatten sterolen in celmembraan
  • op agar te zien als gebakken ei

voorkomen:
- mucosale oppervlakte conjunctiva, nasale ruimte

klinische infectie:

  • Mycoplasma hyopneumoniae
  • respiratoire infectie her. varken, pluimvee
42
Q

Chlamydia

A

phylum: Chlamydiae

eigenschappen:

  • klein (0,2 micro m)
  • geen peptidoglycaan
  • twee membranen
  • OBLIGAAT intracellulair

voorkomen:
- gastrointestinale tractus
- 2 vormen:
–> elementair lichaam (klein) –> infectie en extracellulair
–> retculair lichaam (groot) –> replicatie en intracellulair
klinisch:
- ziekte respiratoir, enterisch, reproductie organen
- C. trachomatis (SOA)