Metabolisme Flashcards

1
Q

Wat is metabole specialisatie?

A

De taakverdeling en samenwerking tussen weefsels en organen in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de noodzaak van communicatie tussen cellen?

A

Om verschillende metabole processen gecoördineerd te laten verlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem een voorbeeld van weefselspecialisatie.

A

Lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Cori-cyclus?

A

Een cyclus waarbij lactaat, geproduceerd in spieren, naar de lever wordt getransporteerd voor gluconeogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat reguleert de glycemie?

A

Insuline en glucagon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het incretine-effect?

A

De stimulatie van insulinesecretie door incretines zoals GIP en GLP-1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de rol van GLUT4?

A

Glucose transport in spier- en vetcellen bij insuline aanwezigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen hexokinase en glucokinase?

A

Hexokinase heeft een hoge affiniteit voor glucose, terwijl glucokinase een lagere affiniteit maar hogere capaciteit heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de metabole effecten van insuline?

A

Stimulatie van glycogenese, vetzuursynthese en eiwitsynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de rol van glucagon tijdens de vastenfase?

A

Verhoogt de bloedglucose door glycogenolyse en gluconeogenese te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de symptomen van type 1 diabetes?

A

Absoluut insulinetekort door auto-immuunvernietiging van bèta-cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de oorzaken van obesitas?

A

Genetische, metabole, neurologische, psychologische en omgevingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van hormoongevoelig lipase (HSL)?

A

Katalyseert de afbraak van triglyceriden tot vetzuren en glycerol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de rol van adipocyten bij triglyceridenhomeostase?

A

Beheer van triglyceriden in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van creatinefosfaat in de energievoorziening?

A

Het snel leveren van energie tijdens korte, intensieve inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn ketonlichamen?

A

Producten van ketogenese uit acetyl-CoA, gebruikt als brandstof tijdens vasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de pentosefosfaatweg?

A

Levert NADPH voor vetzuursynthese en pentoses voor nucleotidesynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het metabool syndroom?

A

Een combinatie van hyperglycemie, abdominale obesitas, hypercholesterolemie en hypertensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vul in: Insuline _______ de bloedglucose concentratie.

A

verlaagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welk enzym katalyseert de omzetting van fructose-6-fosfaat naar fructose-1,6-bisfosfaat?

A

Fosfofructokinase-1 (PFK-1).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de belangrijkste metabole brandstof voor de hersenen?

A

Glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk proces vindt plaats in de lever om glucose te verhogen tijdens vasten?

A

Gluconeogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de gevolgen van gestoorde glucosehomeostase?

A

Diabetes, insulinetekort, insulineresistentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een kenmerk van type 2 diabetes?

A

Relatief insulinetekort vaak gecombineerd met insulineresistentie.

25
Wat is de rol van lactaatdehydrogenase (LDH) in de Cori-cyclus?
Katalyseert de omzetting van lactaat naar pyruvaat.
26
Wat is de functie van lipoproteïne lipase (LPL)?
Zorgt voor de opname van vetzuren in vetcellen.
27
Wat is de functie van de Randle-cyclus?
De Randle-cyclus beschrijft de competitie tussen glucose- en vetzuurmetabolisme. ## Footnote Dit mechanisme zorgt ervoor dat glucose wordt gespaard voor de hersenen wanneer er een verhoogde aanvoer van vetzuren is.
28
Welke stof wordt gebruikt bij de substraatniveau fosforylering in de spieren?
Creatinefosfaat
29
Wat is het effect van vetzuuroxidatie op de glycolyse in de meeste weefsels?
Inhibeert de glycolyse
30
Welke mutatie veroorzaakt neonatale diabetes?
Mutatie in het KCNJ11-gen
31
Wat zijn de belangrijkste functies van de lever in de glucosehomeostase?
* Glycogeenbeheer * Gluconeogenese * Opname en afgifte van glucose aan het bloed
32
Wat is de rol van insuline in de glucosehomeostase?
Stimuleert de opname van glucose in spier- en vetcellen via GLUT4-transporters.
33
Wat zijn de kenmerken van het metabool syndroom?
* Hyperglycemie * Abdominale obesitas * Hypercholesterolemie * Hypertensie
34
Wat is het belangrijkste verschil tussen type 1 en type 2 diabetes?
Type 1 diabetes is een absoluut insulinetekort, terwijl type 2 diabetes gekenmerkt is door insulineresistentie.
35
Bij welke omstandigheden gebruikt het lichaam vetzuren en ketonlichamen als energiebron?
Tijdens vasten
36
Wat zijn de effecten van hyperglycemie op de lange termijn?
* Micro- en macroangiopathie * Perifere neuropathie * Diabetisch voetulcus * Diabetische cataract
37
Wat veroorzaakt insulineresistentie bij obesitas?
Verstoorde interacties tussen glucose- en triglyceridenhomeostase.
38
Fill-in-the-blank: De bloedglucoseconcentratie wordt gereguleerd door _______ en glucagon.
insuline
39
Wat is de belangrijkste brandstof voor rode spiervezels tijdens langdurige, aerobe inspanning?
Vetzuren
40
Wat is de rol van vetweefsel in de triglyceridenhomeostase?
Opslag en afgifte van triglyceriden.
41
Wat gebeurt er met glucose tussen de maaltijden?
Glucagon stimuleert de afbraak van glycogeen in de lever.
42
Wat zijn de belangrijkste hormonen die de metabole flux reguleren?
* Insuline * Glucagon * Adrenaline * Cortisol * Leptine
43
Wat is MODY?
Maturity Onset Diabetes of the Young, een vorm van diabetes met autosomaal dominant overervingspatroon.
44
Fill-in-the-blank: De hersenen gebruiken voornamelijk _______ als brandstof.
glucose
45
Wat is de rol van de nieren in de energiehomeostase?
Bijdragen aan de homeostase met een verhouding van 30-35% glucose.
46
Wat zijn de gevolgen van niet-enzymatische glycosylering?
Vorming van advanced glycation end products (AGE).
47
Wat stimuleert de afbraak van triglyceriden tussen de maaltijden?
Daling van de bloedglucose.
48
Wat is de rol van leptine in de regulatie van voedselinname?
Leptine, geproduceerd door vetcellen, speelt een rol bij de lange-termijn regulatie van voedselinname ## Footnote Leptine helpt bij het reguleren van energiehuishouding en honger.
49
Wat gebeurt er met insulinesecretie en lipolyse bij hoge bloedglucose?
Bij hoge bloedglucose stijgt de insulinesecretie en wordt lipolyse onderdrukt ## Footnote Dit is een normaal fysiologisch proces, maar insulineresistentie verstoort deze regulatie.
50
Wat zijn de effecten van obesitas op de energiestofwisseling?
Obesitas leidt tot verstoringen in de energiestofwisseling, waardoor normale metabole adaptaties niet goed functioneren ## Footnote Dit kan leiden tot aandoeningen zoals diabetes.
51
Wat gebruiken de hersenen als alternatieve brandstof tijdens het vasten?
Tijdens het vasten schakelen de hersenen over van voornamelijk glucose naar het gebruik van ketonlichamen ## Footnote Ze gebruiken ook nog steeds een beetje glucose.
52
Wat gebeurt er met glucoseverbruik door de hersenen tijdens langdurig vasten?
Het glucoseverbruik door de hersenen daalt van 100 gram per dag na 1 dag vasten naar 35 gram per dag na 3 weken vasten ## Footnote Tegelijkertijd neemt het verbruik van ketonlichamen toe van 0 naar 65 gram per dag.
53
Wat is het arterioveneuze concentratieverschil van glucose in de hersenen na meer dan 8 dagen vasten?
Het arterioveneuze concentratieverschil van glucose neemt af van -0,51 mmol/l naar -0,26 mmol/l ## Footnote Dit geeft aan dat de hersenen minder glucose verbruiken tijdens langdurig vasten.
54
Wat gebeurt er met het arterioveneuze concentratieverschil van ketonlichamen tijdens langdurig vasten?
Het arterioveneuze concentratieverschil van ketonlichamen neemt toe van 0,00 mmol/l naar -0,40 mmol/l ## Footnote Dit bevestigt dat de hersenen meer ketonlichamen verbruiken.
55
Wat is de prioriteit van glucoseverbruik tussen maaltijden?
De meeste weefsels geven voorrang aan de hersenen voor het verbruik van glucose ## Footnote Dit betekent dat andere weefsels overschakelen op vetzuren als energiebron.
56
Waarom is de overschakeling naar ketonlichamen als brandstof belangrijk tijdens het vasten?
De overschakeling naar ketonlichamen is belangrijk omdat glucosevoorraden uitgeput raken en de hersenen constante energie nodig hebben ## Footnote Ketonlichamen kunnen de bloed-hersenbarrière passeren en dienen als efficiënte brandstof.
57
Vul in: De hormonen ________, geproduceerd door vetcellen, speelt een rol bij de lange-termijn regulatie van voedselinname.
leptine
58
Waaruit wordt glucose geproduceerd tijdens de eerste dagen van vasten?
Glucose wordt geproduceerd uit glycogeenafbraak in de lever en gluconeogenese ## Footnote Gluconeogenese omvat de omzetting van glucogene aminozuren en glycerol.