Meta Profesional 8 Flashcards
1
Q
de mindmap
A
el mapa asociativo
2
Q
de ontmoeting, de bijeenkomst
A
el encuentro
3
Q
houdbaar, duurzaam
A
sustentable
4
Q
de vereniging, de bond
A
la asociación
5
Q
de frequentie
A
la frecuencia
6
Q
het doel
A
el objetivo
7
Q
de zakelijke afspraak
A
la cito de negocios
8
Q
plannen
A
planificar
9
Q
iets gewoons
A
algo habitual
10
Q
Wanneer spreken we af?
A
¿Cuándo quedamos?
11
Q
afspreken
A
quedar
12
Q
privé
A
privado/-a
13
Q
het kapsalon
A
la peluquería
14
Q
de bedrijfsleider, -ster
A
el/la gerente
15
Q
bij Silvia
A
en casa de Silvia
16
Q
de tandarts
A
el/la dentista
17
Q
digitaal
A
digital
18
Q
de voicemail
A
el buzón de voz
19
Q
het klantenbezoek
A
la visita al cliente
20
Q
mevrouw Torres
A
Sra (Señora) Torres
21
Q
de personeelsafdeling
A
el departamento de personal
22
Q
kijk naar (gebiende wijs)
A
mirad
23
Q
afspreken (met)
A
encontrarse
24
Q
elkaar zien, afspreken
A
verse
25
maak aantekeningen van
toma nota de
26
voorstellen
proponer
27
bedankt voor het bellen
gracias por llamar
28
Wat vindt u van ... ?
¿Qué le parece ... ?
29
het moment
el momento
30
mogelijk
posible
31
zin hebben
tener ganas
32
Wat jammer!
¡Qué pena!
33
precies die dag
justo ese día
34
Wat denk je van negen uur?
¿Qué tal a las nueve?
35
Ophalen
recoger
36
afwijzen
rechazar
37
oké, akkoord
de acuerdo
38
de anderen
los otros
39
om beurten
por turnos
40
het excuus
la excusa
41
herhalen
repetir
42
het voorstel
la propuesta
43
nodig uit
invita
44
raadpleeg
consultad
45
de workshop
el taller
46
het snorkelen
el snorkelling
47
het kampioenschap
el campeonato
48
het zaalvoetbal
el fútbol sala
49
Wat zal ik aantrekken?
¿Qué me pongo?
50
Aandoen, aantrekken
Ponerse
51
de kleding
la ropa
52
het accessoire
el accesorio
53
de categorie
la categoría
54
de uniseks, voor man en vrouw
unisex
55
het voorjaar, de lente
la primavera
56
de zomer
el verano
57
het overhemd
la camisa
58
gestreept
a rayas
59
het leren jack
la chaqueta de cuero
60
het leer
el cuero
61
de zonnebril
las gafas de sol
62
de jurk
el vestido
63
de bloes
la blusa
64
wit
blanco/-a
65
de tas
el bolso
66
de laarzen
las botas
67
de rok
la falda
68
de stropdas
la corbata
69
de zijde
la seda
70
het pak, het kostuum
el traje
71
de schoenen
los zapatos
72
de mantel, de jas
el abrigo
73
het horloge
el reloj
74
het t-shirt
la camiseta
75
het katoen
el algodón
76
de broek
los pantalones
77
zwart
negro/-a
78
de trui
el jersey
79
de wol
la lana
80
het sollicitatiegesprek
la entrevista de trabajo
81
saai
aburrido/-a
82
elegant
elegante
83
sportief
desportivo/-a
84
klassiek
clásico/-a
85
extravagant
extravagente
86
lijken, vinden
parecer
87
het aanwijzend voornaamwoord
el demostrativo
88
die, dat
ese, -a
89
die (daar), dat (daar)
aquel/la
90
dragen
llevar
91
elk van hen
cada uno/a de ellos
92
rood
rojo/-a
93
geel
amarillo/-a
94
blauw
azul
95
groen
verde
96
bruin
marrón
97
grijs
gris
98
oranje
naranja
99
de betekenis
el siginificado
100
het ermee eens zijn
estar de acuerdo
101
aan te raden
recomendable
102
dat wil zeggen, dus
es decir
103
te (erg)
demasiado
104
de financiële sector
el sector financiero
105
kiezen voor
decidirse por
106
conservatief
conservador/a
107
serieus
serio/-a
108
aangeven
sugerir
109
de professionaliteit
la profesionalidad
110
passen
convenir
111
conventioneel
convencional
112
zelfs
incluso
113
de creativiteit
la creatividad
114
de energie
la energía
115
donker-
oscuro
116
de mentaliteit
la mentalidad
117
de voorzichtigheid
el cuidado
118
pas op
cuidado
119
met mate
con moderación
120
aanraden
aconsejar
121
maak (gebiedende wijs)
haced
122
de duurzame mode
la moda ecológica
123
Wat is het warm
¡Qué calor hace!
124
De hitte, de warmte
el calor
125
de onverwachte gebeurtenis
el imprevisto
126
in ieder geval
en cada caso
127
het vliegtuig missen
perder el avión
128
verliezen, missen
perder
129
vergeten
olvidar
130
de autosleutel
la llave del coche
131
de wekker
el despertador
132
de verkeeropstopping
el atasco
133
vul aan
completad
134
gebeuren, overkomen
pasar
135
soms
alguna veces
136
voor het te laat komen
por llegar tarde
137
het slechte weer
el mal tiempo
138
Frankfurt
Fráncfort
139
de zon schijnt
hace sol
140
de zon
el sol
141
het is warm
hace calor
142
het is koud
hace frío
143
het is mistig
la niebla
144
regenen
llover
145
sneeuwen
nevar
146
de vlucht
el vuelo
147
annuleren
cancelar
148
de temperatuur
la temperatura
149
de snelweg
la autopista
150
Wat voor weer was het... ?
¿Qué tiempo ha hecho ...?
151
het gesprek, het praatje
la charla
152
de politiek
la política
153
de religie
la religión
154
de gezondheid
la salud
155
Wat is het koud!
¡Qué frío hace!
156
Wat regent het hard!
¡Cómo llueve!
157
Wat een goede wedstrijd!
¡Qué partido tan bueno!
158
Omhooggaan, stijgen
subir
159
de benzine
la gasolina
160
toevoegen
añadir
161
De laatste tijd
últimamente
162
Waarheen
¿Adónde?
163
Op vakantie gaan
ir de vacaciones
164
aangenaam
agradable
165
de aflevering, het hoofdstuk
el capítulo
166
de serie
la serie
167
het souvenir
el recuerdo
168
het briefje, de notitie
la nota
169
stel voor
propón
170
de datum
la fecha
171
het kantoor
el despacho
172
met betrekking tot
en relación con
173
een afspraak maken
concertar una cita
174
de vaste klant
el/la cliente/-a habitual
175
het telefoongesprek
la llamada
176
zich voorstellen
presentarse
177
reageren
reaccionar
178
de verklaring
la explicación
179
alternatief
alternativo/-a
180
munteenheid van Colombia
el peso colombiano
181
de smaragd
la esmeralda
182
de productie
la producción
183
verbouwen
cultivar
184
oogsten
cosechar
185
met de hand
a mano
186
de eenzaamheid
la soledad
187
Colombiaanse dans
la Cumbia
188
het fietspad
el camino para bicis
189
de op een na grootste exporteur
el segundo país exportador
190
de bloem
la flor
191
het maakt niet uit
no importa
192
welkom heten
dar la bienvenida
193
uit eten gaan
salir a comer
194
het vertrouwen
la confianza
195
de afstand
la distancia
196
het familielid
el/la familiar
197
een klant bezoeken
ir a ver a un cliente
198
geruit
a cuadros
199
gestippeld
de lunares
200
gebloemd
de flores
201
de nabije toekomst
el futuro próximo
202
dit
esto
203
dat
eso
204
dat (daar)
aquello
205
intens
intenso/-a
206
de toerist
el/la turista
207
bovenaan staan
encabezar
208
de ranking, de rangorde
el ranking
209
het eiland
la isla
210
Caraïbisch
Caribeño/-a
211
Volgens
según
212
Nationaal
Nacional
213
op dit moment
actualmente
214
vierde
cuarto/-a
215
Engeland
Inglaterra
216
Latijns-Amerika
América Latina
217
Mexicaans
mexicano/-a
218
de plaats, positie
la posición
219
de bezoeker, de bezoekster
el/la visitante
220
gevolgd door
seguido/-a de
221
geven aan, markeren
marcar
222
de groei
el crecimiento
223
geografisch
geográfico/-a
224
tegenover
frente a
225
vorig jaar
el año pasado
226
Noord-Amerika
América del Norte
227
Midden-Amerika
América Central
228
Zuid-Amerika
América del Sur
229
de Caraïben
el Caribe
230
Registreren
Registrar
231
De periode
el período
232
in totaal
en total
233
De reiziger/reizigster
el/la viajero/-a
234
De inkomsten
los ingresos
235
Toeristisch
Turístico
236
Overtreffen
superar
237
de dollar
el dólar
238
Italië
Italia
239
stel je voor
imagina
240
de enige
el/la único/-a
241
eigen
propio/-a
