Memolijst les 5 Flashcards

1
Q

Chordata

A

Chordadieren vormen een stam in het dierenrijk, waartoe de gewervelden (vertebrata), slijmprikken (kaaklozen), manteldieren (tunicata) en lancetvisjes (cephalochordata) behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tunicata/Cephalochordata/Vertebrata

A

Manteldieren/schedelloze/gewervelden, subphyla van de chordadieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

. Pisces/Tetrapoda

A

2 superklassen van de phylum Chordata.
Pisces : vissen
Tetrapoda : viervoeters, gewervelde dieren (amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Amphibia/Reptilia/Aves/Mammalia

A
Klasse van de Tetrapoda. 
Amphibia : kikkers, salamanders…
Reptilia : reptilen, krokodiles, slangen,… 
Aves : vogels
Mammalia : zoogdieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Farynx/trachea/syrinx

A

Farynx: het eerste deel van het spijsverteringsstelsel, de kieuwdarm Trachea : Luchtpijp, buisvormige verbinding tussen de keelholte en de longen
Syrinx : het ‘spraak’orgaan van een vogel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Centraal en perifeer zenuwstelsel

A

Het centraal zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het perifere deel is de verbinding tussen het centrale stelsel, de spieren en de organen. Het bestaat uit zenuwen en kleine concentraties grijze stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cerebellum/Cerebrum

A

De cerebrum is de grootste deel van de hersenen.

De cerebellum is een kleiner deel, onder de cerebrum, verantwoordelijk voor coördinatie en balans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Epidermis/dermis/hypodermis

A

3 delen van de huid epidermis is het externe deel van de huis,
Dermis : de middelste deel
Hypodermis : onderste deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ectotherm/endotherm

A
Ectotherm = koudbloedig : afhankelijk van warmte van buiten om de eigen lichaamstemperatuur te verhogen. 
Endotherm = warmbloedig; in staat om warmte die opgewekt wordt bij de stofwisseling te gebruiken voor het constant houden van de eigen lichaamstemperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Atrium/ventriculum

A

Atrium : voorkamer in het hart, de hartboezem

Ventriculum : spierkamer die bloed uit het hart en in de bloedsomloop pompt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Broedzorg

A

Broedzorg is een verschijnsel uit het dierenrijk waarbij één of beide ouders op een bepaalde manier voor hun nageslacht zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tiktaalik

A

Een uitgestorven chordadier dat behoort tot de klasse kwastvinnigen (Sarcopterygii)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Amplexus

A

De paargreep van amfibieën, in het bijzonder van kikkers, die wordt gebruikt tijdens de trek en de paring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neotenie/juveniel stadium/adult stadium

A

Neotenie : Verschijnsel waarbij er bij de larven van amfibieën geen metamorfose optreedt
Juveniel stadium : een jeugdig organisme
Adult stadium : volwassen stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Homodontie

A

Met een gebit dat allemaal hetzelfde is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het orgaan van Jacobsen

A

= vomero-nasaal orgaan is een orgaan om feromonen te kunnen reuken, of om sommige geuren te kunnen analyseren

17
Q

Ovovivipaar

A

= de dieren, die zich voortplanten d.m.v. het leggen van eieren, waarin zich reeds voor het leggen een jong individu, b.v. in de vorm van een larve, heeft ontwikkeld. Eieren van een o. dier komen dan ook direct na (of soms al voor) het leggen uit

18
Q

Atrofie

A

een afname van weefsel- of orgaanmassa

19
Q

Cloaca

A

Gemeenschappelijke holte, waarin urineleiders, geslachtsgangen en endeldarm uitkomen; komt voor bij alle gewervelde dieren, behalve zoogdieren

20
Q

Tandgeneratie

A

Er zijn twee tandgeneraties, melk- en permanent gebit; (soms treedt geen tandwisseling op of is deze juist vervroegd).
Gewoonlijk heeft het melkgebit minder elementen dan het blijvende gebit