Meetonzekerheid en Significante Cijfers Flashcards

1
Q

Wat is meetonzekerheid?

A

Dat je niet weet of de meting de grootheid precies weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de richtlijn voor het opschrijven van de onzekerheid?

A

1/10 van de kleinste schaal. Je noteert bijv. 4,83 +/- 0,01

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de regel over nullen ivm de hoeveelheid significante cijfers?

A

Nullen voor het getal niet, maar erna wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de regel over het opschrijven van het antwoord ivm vermenigvuldigen, delen, aftrekken en optellen?

A

Vermenigvuldigen/delen hangt af van het kleinste aantal significante cijfers
Optellen/aftrekken hangt af van het kleinste aantal cijfers achter de komma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Formule omtrek cirkel

A

O = 2(pie) x straal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een telwaarde?

A

Bijv. Het getal 2 in O = 2(pie) x straal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de eigenschap van de telwaarde?

A

Het heeft een oneindige nauwkeurigheid en doet dus niet mee met de significante cijfers in de uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar in de binas vind je de natuurconstante?

A

Tabel 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly