medecin Flashcards
de apotheek
la pharmacie
zenuwachtig
nerveux, nerveuse
de koorts
la fièvre
koud
froid
het tabletje
le comprimé
de pijn
la douleur
gaat u zitten
asseyez-vous
sich zorgen maken
s’inquiéter
wat kan ik voor u doen?
Qu’est-ce que je peux faire pour vous?
Heeft u koorts?
Vous avez de la fièvre?
waar doet het pijn?
Ça fait mal où ?
Ik voel me helemaal niet goed
Je ne me sens pas bien du tout
Maak je geen zorgen, het is niet ernstig
Ne t’inquiete pas, ce n’est pas grave
Heeft u een medicijn tegen buikpijn
Vous avez un medicament contre le mal de ventre?
Sinds wanneer ben je ziek?
Depuis quand est-ce que tu es malade?
Neem twee keer per dag een tabletje
Prenez un comprimé deux fois par jour
ziek worden
tomber malade
De griep krijgen
Attraper la grippe
hoesten
Tousser
niezen
éternuer
De dokterspraktijk
le cabinet du medecin
het onderzoek
L’examen
medisch
médical
de val
la chute
zich stoten
Se cogner
De verwonding
La blessure
Het bloed
Le sang
zich pijn doen
Se faire mal
In vorm zijn
Être en forme
Ik heb kougevat
J’ai attrapé un rhume
Ik geloof dat ik griep heb
Je crois que j’ai la grippe
Ik ga naar de dokter
Je vais chez le médecin
Ik heb mijn hof gestoten
Je me suis cogne la tête
Ik hoest en ik nies de hele tijd
Je tousse et j’eternue tout le temps
Ik ben gevallen en ik heb veel pijn gedaan
J’ai fait une chute et je me suis fait tres mal
Ik wet nog niet of ik zal komen
Je ne sais pas encore si je vais venir
Ik heb pijn aan mijn neus
J’ai mal au nez
Ik heb hoofdpijn
J’ai mal à la tête
Ik heb oorpijn
J’ai mal à l’oreille
Ik heb pijn aan mijn tanden
j’ai mal aux dents