Maw begrippen 4.1 Flashcards
1
Q
Verloop staatsvorming
A
- Depersonalisering
De macht van een persoon is gekoppels aand e specifieke rol en niet aan de persoon zelf - Formalisering
Rechten en plichten worden geformaliseerd in wetten en de handhaving wordt verzekerd door de overheid - Integratie
Door belastingen en wetgeving wordt beslag gelegd op een steeds groter deel van de hulpbronnen in een samenleving
2
Q
Machtsevenwicht
A
Als actoren (of staten) ongeveer evenveel macht hebben
3
Q
Machtsvacuüm
A
Afwezigheid van voldoende machtsuitoefening
4
Q
Interne soevereiniteit
A
- hoogste gezag regeert over een groep mensen
- binnen een bepaald grondgebied
- en daarbij het geweldsmonopolie en belastingsmonopolie bezit
5
Q
Externe soevereiniteit
A
Het gezag van de staat niet ondergeschikt is aan dat van andere staten. Dit betekent concreet dat ander staten het gezag van een andere staat erkennen
6
Q
Staten generaal
A
Eerste en tweede kamer bij elkaar
7
Q
Constitutionele monarchie
A
De macht van de koning wordt beperkt door de grondwet