Marketing Communication & the consumer Flashcards
van alle artikelen van het MCC vak
Pelsmacher (2013) - defineert drie onderdelen die invloed hebben op de Attitude (overall evaluatie van een persoon ten opzichte van een object, product, persoon, organisatie etc.) van consumenten. Welke zijn dit?
- Affective
- Cognitive
- Behavioural
IMC staat voor integrated marketing communications, wat is hierbij het verschil tussen dit en marketing voorheen?
2 dingen
kijkt naar de big picture of building strong brands
strategic business process to plan, develop en execute brand com programs
Touchpoints to communicate with consumers - je kunt ze in 4 categorieen verdelen. Welke zijn dit? + voorbeelden (Belch & Belch)
1) Company created touch points: alles wat gepland is: advertenties, websites, displays, packaging
2) Intrinsic touch points: alle interactie tussen merk en consument during the process of buying the product, bv advies/sales conversation
3) Consumer initiated touch points: bv klacht, alles wat door de klant wordt geïnitieerd.
4) Unexpected touch points: dit zijn bijvoorbeeld reviews
word-of-mouth of sites zoals Tripadvisor.
Weer gekeken naar de Contact Tools van IMC - welke heeft de hoogste controle influence van de organisatie (en daarmee de laagste impact) ?
planned, company created touch points
Implicit en explicit brand attitudes gaan ervan uit dat persuasion nodig is, wat is de andere kant hiervan?
brand salience die vinden dat persuasion overrated is (Romaniuk)
Hoe zit het met loyalty bij consumenten? En wat is het verschil tussen marketing thinking en hoe het echt zit?
En op wie zou je moeten focussen - warvoor soort buyers
- consumenten zijn bijna nooit 100% loyaal aan 1 brand. Ook niet voor high end producten. Mensen switchen.
- daarnaast zijn consumenten light buyers, ze kopen het maar een aantal keer per jaar. Ook als ze loyal zijn to your brand. Er is maar een klein gedeelte dat een merk heel vaak koopt. Klein gedeelte vindt brand maar uniek.
- je zou moeten focussen op category buyers
Wat zeggen ze in Romaniuk sharp Ehrenberg (2007) (differentiatie lecture 3 how Marcoms work). Differentiate
Methode, resultaten en conclusie
ze vragen welke merken ze associeren met verschillende attributen - hoe unique of different de brand was.
Results: in general de meeste brand users zien de merken die zij komen NIET als unique of different.
Maar 10% vindt het merk dat zij gebruiken unique of different.
Daarnaast hebben ze ook gekeken naar auto’s en fastfood en banken. En je ziet similar results - grootste gedeelte scoort laag op different en unique bij merken die ze gebruiken (scores onder 3)
Conclusie: het is overdreven om te stellen differentiate or die, want dat hoeft echt niet.
Wat weet je van MacDonald & Sharp (2000) (lecture 3 how marcom werkt) - Brand awareness
IV, conditions, DV methode results
En waar sluit dit bij aan? welke theorie
participanten werden gevraafd brand choices for orange soft drink.
IV: brand awareness
DV: brand selection in high awarenesss conditions
nature choice
Conditions:
High awareness condition: 1 well known brand 2 unknown brands
no awareness condition 3 unknown brands
Results: high awareness condition 85.5% selected the well known brand on the first try, or because of the well known brand + price
Low awareness condition reasons packaging, price + other
conclusie: als er een well known brand is, dan hebben consumenten minder afford nodig om een keuze te maken.
deze studie sluit aan bij brand salience, mental availablility of brands
Verschil tussen brand evaluation en brand salience?
Brand evaluation: hoe/wat denk je over de brand
Brand salience: having the chance of being thought of by consumers in buying situation
hoe vaak denk je aan de brand?
Waardoor is Brand salience gedreven?
Door kwaliteit. Als de brand strong and relevant associaties heeft dan ben je meer salient.
En door kwantiteit:
Hoe meer verschillende associaties in het geheugen hoe meer salient
Wat weet je van Trembath Romaniuk en Lockshin (2011) (lecture 3 how marcom works implicit/explicit)
IV DV conclusie
compare predictive vailidty brand salience vs. brand attitudes voor high involvement products (travel)
DV: intention to visit 7 destinations
IV: brand salience, brand attitudes and past behavior
Ze moesten indiceren welke plek in mind kwam als er stond “een leuke plek om te bezoeken”
Daarmee krijgen de steden een score van het gemiddelde.
Conclusie: brand slaience predicts intentions to visit
brand atittudes dont add to prediction
Brand salience is dus niet hetzelfde als brand awareness en niet hetzelfde als brand attitudes. So this study shows the importance of brand salience even in high involvement products.
distinctive brand elements
- vertel waarvoor het zorgt bij de consument
- hoe lang duurt het voor het werkt?
zijn niet variable, dus mensen keizen niet je merk omdat ze oranje leuk vinden en jij oranje in je merknaam hebt. Maaar het zorgt voor herkenning. Dus ze zien oranje en denken aan jouw merk.
-it takes time om een distinctive brand element te krijgen. Dus nike swoosh herken je nike zonder de naam maar het duurt heel lang voor dat dat werkt bij de consument. Wees consistent.
Er zijn drie soorten factoren die gedefineerd worden on why specific persons are able to influence group behavior (lecture 5 influencer marketing).
Welke drie zijn dit en wat doen ze?
1) individual capital - expertise and knowledge involvement mavenism - bv iemand die speciaal in crossfit zit
2) social capital - mensen die het leuk vinden om mensen te verleiden in influencen, independence (denken zonder social construct), machiavellianism (power seekers) ego drive (mensen die het leuk vinden om mensen te verleiden in influencen, independence (denken zonder social construct), machiavellianism (power seekers)
3) social leadership. - personality strength leadership abilities, leadership narcissism
Volgens Belch en Belch hebben ze meaning transfer wat is dat
en wat zeggen ze erover wanneer werkt het alleen?
dat betekent dat
meaning endorser (influencer) -> gaat over op de ad -> op het product -> en dan bij het publiek
maar dit werkt alleen als er een fit is tussen influencer en merk (source credibility)
welke match up dimensions (3) worden er genoemd bij (Jin & Phua, 2014)
attrectiveness
en
source credibility
Attrectiveness
- similarity
- familiarity
- likeability
Source credibility
- knowledge
- experience
- trusthworthiness
Lecture 5 - influencer marketing
(Jin , Phua 2014)
3 sources of social network porfiles to explore are? and what do they mean? (information soorten) to analyse the credibility of social network accounts
1 self generated information - content of the post
2 other generated information - replys to content
3 system generated information - number of tweets number or followers
Jin & Phua (2014) - deden onderzoek naar het aantal volgers op de eWOM intentie
Wat weet je van het onderzoek:
- soort onderzoek (celebrity en soort tweet)
- experiment I methode + resultaten
(vodka en celebrity)
Experiment 1
-inhoud: effecten van aantal volgers op Twitter -> source crediblity perceptie, intention to build an online friendship endorser product involvement, buying intention en intention om eWOM te doen.
- methode: semi bestaande celebrity met allemaal manipulaties, mensen zijn ingedeeld random in een manipulatie. Er werd gebruik gemaakt van low involvement products als water en vodka. En het aantal volgers werd gemanipuleerd.
- resultaten: H1 aanvaard, celebrity met higher number of followers will be perceived as higher in three dimensions of source credibility (physical attraction, trustworthiness, and competence) than celebrity with lower number of followers.
H2 aanvaard, celebrity with higher number of followers will have a stronger social influence on a consumer’s intention to build an online friendship with the celebrity than a celebrity with lower followers
Geen effect van of product type, tweet valence (pos/neg)
H3 aanvaard, het interactieaffect tussen number of followers valence van de tweet (pos/neg) heeft influence op product involvement en buying intention. Bij hoog aantal volgers zal een positieve valenced tweet zorgen voor meer product involvement en buying intention dan negatieve tweets. Als de volgers laag zijn heeft de valence van de Tweets geen effect op de buying intention, product involvement.
eWOM
-sterkere intention to spread eWOM when celeb with low followers posted negatively valence information than pos.
-celeb met high followers -> valence maakt niet uit voor eWOM
number of followers high en pos valences tweet = greater product involvement en buying intention
H4 aanvaard, number of followers high, dan heeft de valence geen effect. Als de followers low zijn dan zal neg valenced tweets in meer eWOM resulteren dan pos valenced tweets.
Jin & Phua (2014) - deden onderzoek naar het aantal volgers op de eWOM intentie
Wat weet je van het onderzoek:
- soort onderzoek (celebrity en soort tweet)
- experiment 2 methode + resultaten
Experiment 2
- kijkt naar de manipulatie (prosocial vs antisocial) celebrity op de cognitive percepties van de celeb op de brand outcomes.
- gekoppeld aan social identity theory - je eigen identiteit deriving from knowledge of membership in a social group.
- methode: celeb nieuwsartikelen gezien met social en antisocial celeb. Valence of brand tweets en number of followers is weer meenemen.
- resultaten: prosocial celeb werden als meer sociale desirable gezien dan antisocial celebs.
- H5 aanvaard, consumenten die lezen over een prosocial celeb will precieze the celeb to be higher source credibility than reading about antisocial celeb.
- H6 aanvaard, consumenten die lezen over prosocial celeb will have a stronger intention to build an online friendship with the celeb en social identification with the celebrity dan die van de antisocial celeb.
mediation en moderation effect gevonden, alleen voor positieve tweets niet voro negatieve
Veirman (2017) - keek naar number of followers en followers on likeability bij divergent products op Brand attitude
Welke twee studies hebben zij gedaan?
Study 1: kijkt naar de relatie tussen number of followers and likability door perceived popularity en opnion leadership. Gekeken naar de moderating impact van aantal followees on the relationship between number of followers and likability.
Study 1 = number followers (moderate vs high) vs number followees (moderate vs high)
Study 2: kijkt verder naar de moderating role of number of followers on the advertising effectiveness op attitude towards brand (Ab).
Study 2 = number followers (moderate vs high) vs product divergence (low vs high)
Veirman (2017) - keek naar number of followers en followers on likeability bij divergent products op Brand attitude Wat waren de belangrijkste resultaten:
- Number of followers heeft wel/niet effect op perceived popularity.
- Popularity heeft wel/niet effect op perceived opinion leadership wat op zijn beurt weer effect heeft op likeability.
- A positive/negative direct effect of number of followees on likeability when the number of followers is high/low.
- Number of followers heeft effect op perceived popularity.
- Popularity heeft een effect op perceived opinion leadership wat op zijn beurt weer effect heeft op likeability.
- A negative direct effect of number of followees on likeability when the number of followers is low.
Veirman (2017) - keek naar number of followers en followers on likeability bij divergent products op Brand attitude
Wat kwam hieruit gekeken naar divergent products? Welk nummer of volgers heeft hier effect op?
Gebruik: attitude towards brand (ab) & perceived uniqueness
-als de number of followers moderate was, was er een effect op divergence on Attitude towards brand (Ab) through perceived uniqueness.
Divergent product hebt, is moderate followers beter dan high - omdat het als unieker wordt gezien.
Jensen et al (2015) dede onderzoek naar audio en visuele cues en second s green use.
Wat is volgens de Dual Coding Theory de beste way om merken zo lang mogelijk te onthouden?
-Als iemand wordt blootgesteld aan een merklogo dan wordt de nonverbal system activated, en wordt het opgeslagen in memory. Maar als ze het logo zien en het merk wordt door de presentator genoemd -> worden beide systemen geactiveerd en dat zal zorgen voor een langere storage in memory.
Dus beide systemen activeren audiovisueel
Jensen et al (2015) dede onderzoek naar audio en visuele cues en second s green use.
Resultaten Study 1
- Brand recognition was…
- Brand recall was….
- Brand recognition was higher for the audiovisual group than for audio-only or visual-only groups.
- Brand recall was higher for the audiovisual group than for audio-only or visual-only groups.
Jensen et al (2015) dede onderzoek naar audio en visuele cues en second s green use.
Resultaten Study 2
-Gebruik van second screen zorgt voor een … in brand recognition bij …. maar niet bij …..
H2a - utilization (gebruik maken van) of second screen during consumption should reduce brand recognition among those exposed to audio-only or visual-only stimuli, but not among those exposed to audiovisual stimuli.