Maatschappijwetenschappen Flashcards
Opinieleidershypothese
De hypothese dat bepaalde personen invloed uitoefenen op de opvattingen van anderen via de media.
Media framing hypothese
De hypothese dat de manier waarop informatie wordt gepresenteerd in de media invloedheeft op hoe mensen een kwestie begrijpen.
Selectiviteitshypothese
De hypothese dat individuen selectief informatie uit de media consumeren op basis van hun bestaande opvattingen.
Globalisering
Het proces van toenemende onderlinge afhankelijkheid en integratie van economieën, culturen en politieke systemen op wereldschaal.
Institutionalisering
Het proces van het vastleggen van structuren en regels in een samenleving, met inbegrip van politieke instellingen.
Actief kiesrecht
Het recht om te stemmen bij verkiezingen.
Passief kiesrecht
Het recht om gekozen te worden in een politiek ambt.
Verzuiling
Een historisch verschijnsel waarbij de samenleving verdeeld was in verschillende levensbeschouwelijke en maatschappelijke zuilen.
Ontzuiling
Het proces waarbij de verzuiling in de samenleving afneemt en mensen minder gebonden zijn aan traditionele zuilen.
Democratisering
Het proces van het vergroten van de participatie en inspraak van burgers in het politieke besluitvormingsproces.
Peergroup
Groepen leeftijdsgenoten waarmee individuen interactie hebben en waarmee ze sociale normen en waarden delen.
Individualisering
Het proces waarbij individuen meer nadruk leggen op hun eigen behoeften en onafhankelijkheid.
Participatiesamenleving
Een maatschappij waarin burgers actiever betrokken worden bij de oplossing van maatschappelijke problemen en het organiseren van voorzieningen.
Rationalisering
Het proces waarbij traditionele, irrationele en emotionele manieren van denken en handelen worden vervangen door rationele, berekenende en efficiënte benaderingen.
Politieke participatie
Mate waarin mensen meedoen in de politiek.
Politieke Representatie
Het proces waarbij gekozen vertegenwoordigers namens de bevolking beslissingen nemen en hun belangen behartigen.
Politieke socialisatie
Het proces waarbij individuen waarden, normen en politieke overtuigingen ontwikkelen en zich identificeren met politieke groeperingen.
Volkssoevereiniteit
Het principe dat de macht in een staat bij het volk ligt en dat zij het hoogste gezag uitoefenen.
Socialisme
Een politieke ideologie die streeft naar gelijke verdeling van welvaart en collectieve controle over de productiemiddelen.
Liberalisme
Een politieke ideologie die streeft naar individuele vrijheid, beperkte overheidsbemoeienis en bescherming van burgerrechten.
Populisme
Een politieke benadering die de belangen van ‘het volk’ benadrukt en zich vaak afzet tegen ‘de elite’.
Confessionalisme
Een politieke stroming die religieuze waarden en normen als leidraad neemt voor politieke beslissingen.
Pragmatisme
Een benadering waarbij beleidsbeslissingen worden genomen op basis van praktische overwegingen en effectiviteit, eerder dan ideologische overtuigingen.
Acculturatie
Het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid.
Macht
Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
Representatie
De vertegenwoordiging van een groep in (politieke) organisaties door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden.
Staatsvorming
De institutionalisering van politieke macht tot een staat.
Vorming
Het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.
Verhouding
De wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.
Binding
De relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.
Verandering
De richting en tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de (on)mogelijkheden deze te beïnvloeden.
Socialisatie
Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
Samenwerking
Het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.
Groepsvorming
Het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
Systeemmodel
Model dat besluitvorming ziet als een proces dat door vier fasen gaat: invoer (input), omzetting (conversie), uitvoer (output) en terugkoppeling (feedback)
Barrieremodel
Een conceptueel kader dat wordt gebruikt om te begrijpen hoe communicatie tussen mensen wordt beïnvloed door taalkundige, culturele, sociale of psychologische factoren.
Conflict
Een situatie waarin twee of meer partijen tegengestelde belangen, doelen of waarden hebben.
Waarde
Algemene principes die als richtinggevend voor een bepaalde praktijk worden gezien.
Normen
Concrete richtlijnen voor het handelen; ze regelen het dagelijks sociale verkeer. Het zijn algemeen aanvaarde gedragsregels.
Internalisatie
Het proces waarbij mensen
zich de waarden, normen, opvattingen en gedragingen van
een bepaalde samenleving of groep eigen maken.