Maatschappij toets Flashcards

1
Q

Grondwetten

A

Legt de fundamentele rechten van de burger vast
Begrenst de macht van de staat
Geeft aan hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd
Drukt de eenheid van de natie uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Constitutionele monarchie

A

Koninkrijk met een grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onschendbaar

A

De ministers zijn verantwoordelijke voor de koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Censuskies

A

Vroeger konden alleen mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betalen stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nachtwakersstaat

A

Staat die zich voornamelijk inzet voor bewaking voor de veilig van de burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Klassenstrijd

A

Conflict tussen verschillende sociale klassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klassieke grondrechten

A

Vrijheid en gelijkheid van de burger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten klassieke grondrechten

A

Gelijke behandeling
Persoonlijke vrijheid
Politieke vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale grondrechten

A

Werkgelegenehid, bescherming van positie werknemers, volksgezondheid, sociale woningbouw en onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale staat/verzorgingstaat

A

Een staat waar de overheid zorgt over de burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wederkerige erkenning

A

Het erkennen van elkaars vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wetboek van Strafrecht

A

Er mag niet gediscrimeerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verticale werking

A

Burgers kunnen zich uitoefenen tegenover de staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Horizontale werking

A

Burgers kunnen zich tegenover elkaar op hun grondrechten benoemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Legaliteitsbeginsel

A

De overheid mag alleen de vrijheden van de burgers inperken als de rechtmatigheid van die bepeking is vastgeleg in de wetten en regels die door het parlement zijn aangenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wetten/Rechtsnormen

A

Gedragsregels of voorschriften die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het recht

A

In het geheel van wetten vastgelegde regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rechtsorde

A

In het geheel van rechtsregels, rechtbeginselen en de manier waarop het recht is georganiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kwaliteiten wet

A

Zijn algemeen
Open en begrijpelijk
Stellen geen ongemogelijke eisen
Niet met terugwerkende kracht
Niet onderling tegenschrijdig zijn
Niet vaak worden verandert
De toepassing moet redelijk en zorgvuldig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wetgevende macht

A

Stelt wetten op. Dit is in Nederland het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Uitvoerende macht

A

Voert de macht uit. In Nederland is dit ministers en ambtenaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Rechtelijke macht

A

Oordeelt in conflicten over de wet. Onafhankelijke rechters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Checks and balances

A

De machten werken evenwichtig samen en controleren elkaar. De wetgevende macht kunt de uitvoerende macht controlen. De rechtelijk macht controleerd ed wetgevend macht. De rechtelijk macht controleert de wetgevende macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Vierde macht

A

De ambtenaren. Ze spelen een belangrijke rol in onze samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Parlementaire enquêtecommisie
Stelt de tweede kamer om de uitvoerende macht te controleren. Ze zoeken precies uit waar de ambtenaren hun bevoegheden hebben overschreden
26
Discretionaire bevoegheid
De bevoegheid om in sommige gevallig zelfstandig beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast.
27
Klassenjustitie
Wanneer rechters zich laten beoordelen door sociale afkomst
28
Rechtsbescherming
Burgers beschermen tegen de overheid
29
Hoge Raad
De Hoge Raad: hoogste rechter. de Hoge Raad beoordeelt of een lagere rechter (rechtbank/gerechtshof) bij een uitspraak het recht juist heeft toegepast en of de procedure op de juiste wijze is gevolgd.
30
Identificatieplicht
Iedereen vanaf viertien jaar moeten buitenhuis een id bij zich hebben
31
Kaderwetgeving
Een kaderwet (of raamwet) is een wet die de algemene principes, verantwoordelijkheden en procedures regelt, maar geen gedetailleerde regels bevat.
32
Soeverien
De hoogste macht op een begrensd gebeid hebben
33
Directe democratie
Iedereen stemt over alles
34
Referendum
Volksstemming over een bepaald wetvoorstel
35
Representatieve democratie
Het volk kiest de volk vertegenwoordigers die de beslissen nemen en aan de bevolkng verantwoording moeten afleggen over hun belid.
36
Kenmerken democratie
Individuele vrijheid Politieke grondrechten Politie en leger hebben wettelijke beperkte bevoegdheden Onafhankelijke rechtspraak Persvrijheid
37
Parlementair stelsel
De bevolking kiets via verkiezing een parlement. Het parlement is het hoogste machtsorgaan.
38
Presidentieel stelsel
De president staat aan het hoofd van de regering
39
Constitutie
de staatsinrichting van een staat.
40
Constitionele monarchie
Aan het hoofd van het land staat een koning die zich aan de constitutie houdt.
41
Democratie terugzien in grondwet
Taken en bevoegheden van de drie politieke machten staan nauwkeurig omgeschreven Alle Nederlanders mogen vanaf 18 jaar stemmen en verkozen worden De regels voor de politieke besluitvorming zijn vastgelegd De overheid laat de media vrij
42
Autoritaire regime
Niet democratie
43
Kenmerken van een autoritair regime
Geen onafhankelijke rechtsspraak Grondrechten worden niet gerespecteerd Oppositiepartijen zijn vaak verboden Er is vaak overheidsgeweld Bij verkiezing is fraude, manipulatie en geweld Geen persvrijheid
43
Ideologisme regime
Autoritaire regime gebaseerd op een ideologie. Bijvoorbeeld Noord-Korea.
44
Regilieuze regime/theocratie
Autoritaire regime gebaseerd op een ideologie. Bijvoorbeeld iran
45
Militaire regime
Autoritaire regime waar het leger alle macht heeft.
46
Rechts
Wil zo weinig bemoeiens van de overheid op sociaaleocnomische gebied; mensen zijn verantwoordelijk voor een beter bestaan
47
Links
Links wil de ongelijkheid verminderen door voldoende sociale voorzieningen te bieden voor mensen.
48
Liberalen
Persooonlijke en economische vrijheden, indivuele verantwoordelijkheid. Zij willen een vrijmarkteconomie. Vaak rechts.
49
Socialisme
Benadruk dat niet iedereen gelijke kansen heeft. Sterven naar gelijkheid. Er zijn twee soorten socialisten. Communisme en sociaaldemocraten.
50
Sociaaldemocraten
Zijn niet tegen de vrijemarksteconomie, maar vinden dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdelen. Willen via de parlementaire weg
51
Communisten
Willen dat de arbeiders alle machten overnemen
52
Confessionale
Ideologie gebaseerd op geloof.
53
Populisme
De stem van het volk
54
Ecologisme
Een politieke stroming die vind dat de mens onderdeel is van een groter ecosysteem.
55
Progessief
Vooruitstrevend, veranderingsgezind en vooral gericht op de toekomst
56
Conservatief
Behoudend en gericht op heden en verleden
57
Nationalistisch
Zien globasering als bedreiging
58
Kosmopolitisme
Zien hun land van deel van een gegobaseerde wereld
59
Vakbonden
Een vakbond is een groep werknemers die zich verenigt.
60
Functie politieke partijen
Integratie van ideeen Articulatie Informatie Participatie Selectie van kandidaten
61
Zetel
Aantal plaatsen in de tweede of eerste kamer
62
Fractie
Een deel van het gekozen parlement
63
Fractiediscipline
Als er dwang wordt uitoefend op leden die van mening verschillen
64
Passief kiestelsel
Recht om je zelf verkiesbaar te maken
65
SP
De socialistische partij is de meest linkse partij en komt op voor de belangen van burgers met een laag inkomen. De overheid moet zorgen voor goede uitkeringen en betaalbare woningen.
66
PvdA
De Partij van de Arbeid is een linkse patrij die sinds 1948 bestaat. Ze willen een sterke overheid die zorgt voor voldoende werkgelegenheid en ongelijkheid tegengaat. Rijke mensen moet meer belasting gaan betalen.
67
BIJ1
BIJ1 is een nieuwe linkse partijen, die antiracisme en excuses voor het slavernijvelerenden als belangrijke agendapunten heeft. Het naleven van artikel 1 van de Grondwet heeft prioriteit.
68
Fractie Den Haan
Liande den Haan zat in de kamer namens de senioerenpartijen 50PLUS. Na een intern conflict stapte ze op. Nu zet ze zich in eenmansfractie in voor de belangen van de ouderen.
69
DENK
DENK vindt de diversiteit en de rechten van minderhden belangrijk. De overheid moet discriminatie hard aanpakken en de verzorgingstaat moet sterker worden.
70
Partij van de Dieren
Bij de Partij voor de dieren staat het milieubeleid centraal. De ecologische partij wil meer aandacht voor duurzaamheid en bescherming van natuur en milieu.
71
Volt
Volt zit sinds 2021 in de Tweede Kamer. Hun belangrijkste kosmopolitische standpunt is dat problemen als klimaatveranding en migratie aleen Europees opgelost kunnen worden.
72
Groenlinks
GroenLinksis een linkse partij met vooral progessieve standpunten. De partij strijdt voor een meer inclusieve samenleving en een betere aanpak van de klimaatcrisis.
73
D66
Democraten 66 is in 1966 opgericht om de democratie te vernieuwen. De progessieve kosmopolitische partij noemt zich zelf sociaal-liberaal. Goed onderwijs en de aanpak van klimaatcrisis vindt de partij heel belangrijk.
74
SGP
De Staatkundig Gereformeerde Partij is een kleine streng christelijke partij. De waarden de normen uit de Bijbel zijn leident. Het klassieke gezin is de pijler van onze samenleving. Rechts
75
VVD
De Volkspartij van Vrijheid en Democratie is een liberale, rechtse partij, die vrijheid van burgers en bedrijven belangrijk vindt. De overheid moet deze vrijheid zo goed mogelijke beschermen maar niet te veel ingrijpen in het leven van burgers.
76
ChristenUnie
De ChristenUnie is een christelijke partij met linkse en conservatieve standpunten. de partij wil meer hulp aan vluchtingen en een hoger minimumloog, maar is tegen abortus en euthanasie.
77
Lid Omtzigt
Kamerlid Pieter Omtzigt stapte uit de CdA. Hij behoudt zijn kamerzetel als een mansfractie.
78
CDA
Het Christen-Democratisch Appel is een christelijke middenpartij. De partij heeft veel waarde aan harmonie en verbondenheid en een gezindsvreindelijke samenleving.
79
JA21
Twee voormalige FvD-kamerliden richtten deze de partij op. Het is populistische partij die zichzelf omschrijft als conservatief-liberaal. De overheid moet kleiner worden en het immigratiebeleid moet strenger
80
Groep Van Hafa
Drie voormalige kamerliden van Forum voor Democratie. Blijven in de kamer, maar vormen geen eigen partij. Zelfde standpunten als FvD.
81
Forum voor Democratie
Het is een rechtse populistsch partij die de rol van politieke partijen wil verkleinen. De partij uit de EU en het klimaatakkoord. Ze waren erg kritisch over het coronabeleid.
82
PVV
De Partij voor de Vrijheid is een nationalische en populitische partij. De partij is tegen de invloeden van de islam op Nederland en keert zich tegen de politieke elite. De PVV heeft vooral rechts standpunten maar ook linkse
83
Evenredige vertegenwoordig
Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over de beschikbare stoelen. De voordelen van evernredige vertegenwoordig is dat de kleine partijen ook een stem krijgen. Het is een goede reflect van de bevolking. De nadelen zijn dat de debatten langdradig en onoverzichtelijk kunnen woorden.
84
Kiesdrempel
Een partij moet een minimum percentage stemmen halen om een zetel te kunnen krijgen.
85
Meerderheidstelsel
Partij moet een meerderheid veroveren om alle zetels te krijgen. Nadeel is het geen reflectie van de burgers.
86
Districtenstelsel
Land verdeeld in kiesdistricten. Elk district heeft afgevaardigden. De voordelen zijn dat er een duidelijker regeringsmeerderheid is en de iezer meer contact met vertegenwoordiger. Een nadeel is dat de winner takes all.
87
Opiniepeiling
Mensen worden gevraagd op welke partij ze gaan stemmen.
88
Mediacratie
De grote invloed die social media op stemmen heeft
89
Waarom stemmen we op een partij?
De standpunten Komt op voor jouw belnagen Stemt strategisch De lijststrekker spreekt je aan
90
Coalitieproces
De verkenner onderzoekt de verschillende coalitie mogelijkheden. De informateur zoekt uit welke partij samen een coalitie willen vormen. De formateur maakt het kabinet,
91
Regeerakkoord
Een contract waren in de hoofdlijnen staat van wat het kabinet de komende jaren wil doen
92
Prinsjesdag
De koning leest de tronnrede voor. Hij verteld wat de regering heeft gedaan en wat ze vogende jaar willen doen. De minister van Financien biedt de miljoenennota aan de tweede kamer. Hier in staan de concrete plannen van het kabinet.
93
Reden vallen het een kabinet
De ministers zijn het niet eens en besluiten gezamelijk te stoppen Een meerderheid in de Tweede Kamer verwerp het belid en ministers zijn niet bereid om hun beleid te verandern.
94
Demissionair kabinet
Als het kabinet ontslag heeft genomen, maar nog moet werken
95
Regering
De koningen en de ministers
96
Kabinet
Ministers en staarsecretarissen
97
Ministers
Heeft een eigen terrein. Heeft ambtenaren onderzich. Ambetenaren bereiden wetsvoorstellen en geven adviezen. De voorstellen worden besproken in de ministerraad. De ministerpresident is de voorzitter. Ministers hebben ook vaak een staatssecretaris onderzich, die veranderwoordelijk is voor een deel van het beleidterrein. Er zijn ook ministers zorgen eigen terrein. Ze werken onder de verantwoordelijk van een ministerie en worden ministers zonder portefeuille genoemd.
98
Taken koning
Ondertekening wetten en verdragen Voorlezen troontrede Benoemen van ministers en staatsecretarrisen Zich laten informeren over kabinetsbeleid Ons land vertegenwoordigen
99
Staten-Generaal
De Eerste en Tweede kamer
100
Rechten Tweede kamer als wetgever
* Stemrecht * Recht van de amendent: De Tweede Kamer kan wetsvoorstellingen wijzigen. Als de Kamermeerheid een amendement aanneemt moet het voorstel gewijzigd worden. * Recht van initiatief: De Tweede Kamer kan zelf wetvoorstellen indienen. Gebeurt niet vaak * Budgetrecht: Tweede kamer geeft het recht om de begroting aan te nemen of aftekeuren.
101
Rechten Tweede Kamer als controleur
* Recht van motie: Een verzoek om een minister iets te laten doen of niet te laten doen * Vragenrecht: Kamerleden kunnen vragen stellen * Recht van interpellatie: Kamerleden mogen een debat vragen met een minister of staatsecretaris over een actuele kwestie. Het moet eerst steun hebben van 30 kamerlden. * Recht van onderzoek en enquete: Heeft de Tweede Kamer de mogelijkheid om een onderzoek in te stellen naar de rol van regering en overheid bij kwesties van groot maatschappelijk belang.
102
Coalitiefractie
Bestaan uit de partijen die ook ministers in de regering hebben zitten
103
Oppositiefracties
Bestaan uit partijen die niet in de regering zitten. Zijn het vaak niet eens met de regering
104
Dualisme
Tussen regering en parlement is een duidelijke taakverdeling is die voortvloeit uit het principe van de trais politica
105
Hoe komt een wet tot stand?
1. Er is een maatschappelijk probleem 2. Een minister of tweede kamer lid dient een wetsvoorstel in 3.De Tweede Kamer debatteert over het wetsvoorstel 4.Tweede Kamerleden kunnen amendementen indienen 5.De Tweede Kamer stemt over het amendenten en het definitieve wetsvoorstel 6. De Eerste Kamer stemt over het wetsvoorstel. Zij mogen niks aan passen 7. De koning en de verantwoordelijke minister ondertekenen het wetsvoorstel 8. De wet wordt gepubliceerd op internet. Hiermee is de wet automatidsch van kracht