Maatschapijleer: Thema Criminaliteit Flashcards

1
Q

Rationele-keuze-theorie

A

Dan wordt iemand crimineel als de kans klein is om gepakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Etiketten theorie

A

Iemand gaat zich crimineel gedragen als hij/zij als een wordt gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neutraliseringstheotie

A

Dan praat men het crimineel gedrag voor zichzelf goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verdachte

A

Iemand die volgens de politie iets strafbaars heeft gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fouilleren

A

Je kleding doorzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Proces verbaal

A

Een politie verslag over een misdrijf en verdachte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Halt

A

Daar ga je heen tussen 12-18 voor een lichte misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Officier van justitie

A

Beslist wat er met de verdachte gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Openbaar Ministerie

A

Alle officieren van justitie samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Seponeren

A

Er voor zorgen dat de verdachte niet voor de rechter komt en geen straf krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schikken

A

Dan krijgt de verdachte alleen een boete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vervolgen

A

Dan moet je voor de rechter komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dagvaarding

A

Een oproep om voor de rechter te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Advocaat

A

De taak om de verdachte te verdedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vonnis

A

De beslissing van de rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Jeugdtrafrecht

A

Het straf recht voor jongeren tussen 12-18

17
Q

De drie hoofdstraffen

A

Geldboete, gevangenisstraf en taakstraf

18
Q

Repressie

A

Het onderdrukken van criminaliteit

19
Q

Preventie

A

Voorkomen van criminaliteit

20
Q

Asociaal gedrag

A

Geen rekening houden met anderen

21
Q

Strafbaar gedrag

A

Het overtreden van wet regels

22
Q

Delict

A

Is een strafbaar feit

23
Q

Overtreding

A

Is minder erg strafbaar feit

24
Q

Misdrijf

A

Ernstig strafbaar feit

25
Strafblad
krijg je als je een misdrijf pleegt
26
Criminaliteit
Alle misdrijven die onder de wet horen
27
Plaats gebonden
Dat de wet regeling overal anders is geregeld
28
Tijdsgebonden
Dat de wet regeling met tijd veranderd
29
Materiële gevolgen
Zijn gevolgen die je in geld kan uitdrukken
30
Niet-materiele Gevolgen
Gevolgen die je niet in geld kan uitdrukken
31
Risicofactoren
Omstandigheden die crimineel gedrag kan vergroten
32
Pakkans
Dan kijk wat de kans is om opgepakt worden
33
Aangelegd-gedragtheorie
Crimineel gedrag wat je over neemt van je omgeving
34
Anomietheorie
Dan wordt je crimineel voor geld en succesvol te lijken
35
Bindingstheoriw
Dan zorgen banden met familie en vrienden voor crimineel gedrag