lodewijk Flashcards

1
Q

absolute monarchie met goddelijk recht

A

alleen aan de macht, koning tot aan zijn dood, krijgt de macht van God

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het zwaarde

A

baas over de leven en dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

scepter

A

opperbevelhebber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kroon

A

hij staat boven het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hand van justicia

A

hij heeft de rechterlijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

absolue monarchie (schéma)

A

god
koning
wetgevende macht -> uitvoerende macht
rechterlijke macht -> volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kenmerken van Ancien Régime

A

standenmaatschappij
absolute monarchieën
goddelijk recht
= geen democratie -> autoristarisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Magna Carta

A

1215

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

1688

A

Glorious Revolution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1689

A

Declaration of Right (grondwet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kant

A

Vrijheid en verstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

locke

A

politiek

het volk is vrij om zelf te beslissen en om een bestuur te kiezen = volkssoevereniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Montesquieu

A

politiek

de 3 machten moeten gescheiden zijn, anders ontstaat het absolutisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voltaire

A

sociaal

hij wil meer verdraagzaamheid tussen de mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rousseau

A

socio-cultureel
kinderen moeten leren door hun eigen ervaring
hij wil gelijkheid tussen de verschillende standen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beccaria

A

sociaal (justicie)

misdadigers mogen niet lichaamlijk gestraft worden, ze moet hun vrijheid verliezen

17
Q

smith

A

économie

hij wil meer concurrentie (beter prijs en betere kwaliteit) en hij wil de productie verdelen tussen de arbeiders