Lijstjes Flashcards

1
Q

2015 3 nieuwe wetten

A
  • Wmo
  • Participatiewet
  • Jeugdwet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hyperparenting

A

De suggestie dat elke ouder de mogelijkheid maar ook de plicht heeft om het perfecte kind te construeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ouderlijk welzijn -> individueel welzijn

A

De mate waarin een ouder tevreden is over zichzelf en met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Er zijn twee visies te onderscheiden over de manier waarop ouderschap het persoonlijke leven van mensen beïnvloedt:

A
  1. Een positieve, waarin benadrukt wordt dat ouderschap voldoening geeft en leidt tot persoonlijke groei en sociale verbondenheid.
  2. Een negatieve, waarin angst ten aanzien van de gezondheid en opvoeding, afname van tevredenheid met het huwelijk, problemen over de verdeling van zorg en werk, en financiële en fysieke problemen centraal staan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Galinsky onderscheidt zes fasen in het ouderschap:

A
  1. Voorstellingsfase -> zwangerschap tot geboorte
  2. Voedingsfase -> geboorte tot 1,5 jaar
  3. Autoriteitsfase -> 1,5 jaar tot 4 jaar
  4. Interpretatiefase -> 4 jaar tot 12 jaar
  5. Interafhankelijkheidsfase -> 12 tot 18 jaar
  6. Vertrekfase -> 18 tot 24 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorstellingsfase

A
  • Voorstelling en voorbereiding van ouderschap.
  • Bestaande relaties evalueren.
  • Accepteren van de zwangerschap en het voorbereiden op de geboorte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voedingsfase

A
  • Het accepteren van en zich hechten aan de baby.
  • Accepteren van de ouderrol.
  • Herdefiniëren van de relatie met de partner, eventuele andere kinderen en eigen ouders.
  • Leren reageren op de baby, waarbij een balans gezocht wordt tussen loslaten of vasthouden.
  • Herstellen van de onbalans die de geboorte teweeggebracht heeft, met name voor het gevoel over zichzelf.
  • Zichzelf leren kennen als ouder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Autoriteitsfase

A
  • Accepteren van de eigen autoriteit over het kind.
  • Begrijpen van het kind en signalen opvangen.
  • Realistische verwachtingen van het kind hebben.
  • Problemen oplossen bij strijd met het kind.
  • Manieren vinden om met anderen samen te werken betreffende de autoritaire relatie met het kind.
  • Autoritair zijn in openbare gelegenheden.
  • Verdeling van tijd en aandacht voor kind en zichzelf.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interpretatiefase

A
  • Accepteren van de eigen autoriteit over het kind.
  • Begrijpen van het kind en signalen opvangen.
  • Realistische verwachtingen van het kind hebben.
  • Problemen oplossen bij strijd met het kind.
  • Manieren vinden om met anderen samen te werken betreffende de autoritaire relatie met het kind.
  • Autoritair zijn in openbare gelegenheden.
  • Verdeling van tijd en aandacht voor kind en zichzelf.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interafhankelijkheidsfase

A
  • Nieuwe relatie vormen met een bijna volwassen kind.
  • Het op de proef stellen van de partnerrelatie.
  • Balans vinden tussen controle en loslaten/stimuleren van zelfstandigheid van het kind.
  • Ontwikkelen van een nieuwe autoritaire relatie tussen ouder en kind.
  • Andere communicatietechnieken en -vaardigheden toepassen.
  • Informatie vergaren over hoe de ontwikkeling van adolescenten verloopt.
  • Contact met andere ouders van pubers vermindert terwijl ze juist nu behulpzaam zijn.
  • Op zoek gaan naar nieuwe handvatten, nieuwe grenzen en nieuwe manieren om op het gedrag van het kind te reageren.
  • Het begrijpen van zichzelf als ouder en van de adolescent.
  • Leren omgaan met de steeds kritischere houding van de adolescent over keuzes die de ouders maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertrekfase

A
  • Zich voorbereiden op het vertrek van het kind en eigen beelden in overeenstemming brengen met de werkelijkheid.
  • Herdefiniëren van de eigen identiteit als ouder met opgroeiende kinderen en evalueren van eigen successen en leerpunten in het ouderschap.
  • Nieuwe invulling geven aan tijdsbesteding.
  • Herdefiniëren van de relatie als partners.
  • Nog meer loslaten van de controle.
  • Accepteren van de identiteit van het opgroeiende kind en het kind zien als individu.
  • Verzamelen van beelden over verwachting van kind en werkelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociaal emotioneel leren gaat om de volgende vaardigheden

A
  • Zelfbewustzijn: bouwen aan eigenwaarde, zelfvertrouwen, zelfcontrole, zelfevaluatie en opstellen van doelen.
  • Zelfmanagement: omgaan met boosheid en stress, verdelen van de tijd, copingvaardigheden, beheersen van impulsen en ontspannen.
  • Maatschappelijk bewustzijn: empathie, actief luisteren, herkennen en erkennen van individuele verschillen en verschillen tussen groepen.
  • Relatievaardigheden: relatie met het kind en de partner, onderhandelen, omgaan met conflicten, weerstand bieden aan groepsdruk, netwerken en motivatie.
  • Verantwoordelijke besluitvorming: verzamelen van informatie, kritisch denken en evalueren van consequenties en acties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Professionals moeten rekening houden met factoren die het welzijn van ouder en kind bevorderen. Deze factoren bevorderen zelf- en samenredzaamheid. Het gaat om:

A
  • Individuele factoren: kennis over de ontwikkeling van kinderen en ouders draagt bij aan ouderlijk welzijn (je wordt hiermee voorbereid op ouderschap). Het delen van kennis kan helpen. Dit kan hen geruststellen, een gevoel van zekerheid geven en hun geloof in ouderlijke effectiviteit vergroten.
  • Thuisklimaat: taakverdeling heeft invloed op ouder en kind. Taakverdeling is de manier waarop ouders de zorg over het kind verdelen en inrichten. De partnerrelatie heeft ook invloed op het thuisklimaat: gaat om manier van interactie en emotionele/fysieke steun die ze elkaar bieden. Het thuisklimaat wordt ook bepaald door bijvoorbeeld slaapgebrek, cultuur en financiën.
  • Netwerkklimaat: het is voor ouders belangrijk dat ze deel uitmaken van een groep. Ze willen opvoedingsadviezen zonder dat het opvoeden wordt overgenomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Volgens de jeugdwet moeten professionals zicht richten op vier ontwikkelingsdomeinen:

A
  1. Gezond en veilig opgroeien.
  2. De groei naar zelfstandigheid.
  3. Het ontwikkelen van voldoende zelfredzaamheid.
  4. Het vermogen om te participeren in de maatschappij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

We kennen in de pedagogiek drie opvoedingsdoelen:

A
  1. Participatie -> deelname aan de samenleving.
  2. Adaptatie -> aanpassing aan de maatschappelijke normen.
  3. Autonomie -> de jeugdige wordt opgevoegd tot een zelfstandig, autonoom mens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly