lichaamssamenstelling Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 levels van complexiteit?

A

50 atomen
moleculen
cellen
weefsels
mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 5 atomen dragen het meest bij aan het gewicht van een mens? (op volgorde van percentage)

A

zuurstof
koolstof
waterstof
stikstof
calcium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk percentage van het gewicht van een mens bestaat uit de 5 atomen die het meeste gewicht veroorzaken?

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bestaat het gewicht van een vrouwen lichaam uit? (met percentages)

A

spier (36%)
bot (12%)
opslag vet (15%)
essentieel vet (12%)
overig (25%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bestaat het gewicht van een mannen lichaam uit? (met percentages)

A

spier (45%)
bot (15%)
opslag vet (12%)
essentieel vet (3%)
overig (25%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen de lichaamssamenstelling van een man en een vrouw?

A

vrouwen hebben percentueel meer vet en minder bot en spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voor hoeveel procent bestaat een mens uit water?

A

60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ‘lean body mass’?

A

lichaamsgewicht-opslag vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe heet het model waarbij je het lichaam opdeelt in vet en vrije vetmassa of leanbodymass?

A

2 compartimenten model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvoor is teveel vet een risicofactor?

A
  • Hart en vaat ziekten
  • Hoge bloeddruk
  • Type 2 diabetes
  • Kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor is te weinig vet een risico factor?

A
  • Hart en vaat ziekten
  • Voortplanting stoornissen
  • Immuun aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke plekken in het lichaam is vet opgeslagen?

A
  • Subcutaan
  • Intermusculair
  • intramusculair
  • In buik en borst holte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke plek in het lichaam is het grootste gedeelte van het vet opgeslagen?

A

subcutaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

op welke plek bevind zich bij de man het meeste vet?

A

buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op welke plek bevind zich bij de vrouw het meeste vet?

A

heupen, billen, onderbuik, borsten, schouders en triceps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van vet?

A
  • Bescherming
  • Isolatie
  • Energie opslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is essentieel vet?

A

Essentieel vet is een specifiek type vet dat het lichaam nodig heeft om goed te kunnen functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel procent essentieel vet hebben vrouwen?

A

8-12%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel procent essentieel vet hebben mannen?

A

3-5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een normaal vetpercentage bij vrouwen?

A

20-30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een normaal vetpercentage bij mannen?

A

10-20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurt er met de lean body mass als je ouder wordt?

A

die neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurd er met het lichaamsgewicht als je ouder wordt?

A

neemt toe (meer vet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Met welk BMI heb je ondergewicht?

A

<18,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welk BMI is normaal?
18,5-25
26
Met welk BMI heb je overgewicht?
25-30
27
Met welk BMI heb je obesitas?
>30
28
Wat is het nadeel van BMI?
Het zegt niks over de lichaamssamenstelling
29
Wat is er met het BMI van aziaten?
dat is lager bij hetzelfde vetpercentage
30
Waar gaat een huidplooimeting vanuit?
dat het vet gelijkmatig verdeeld is
31
Waar wordt een huidplooimeting gedaan?
biceps, triceps, buik en scapula
32
Wat zijn de nadelen van een huidplooimeting?
zegt niks over visceraal vet afhankelijk van de persoon die het meet
33
Wat bereken je bij een omtrek meting?
taille/heup ratio
34
Wat is het voordeel van een omtrek meting?
het is de beste voorspeller van gezonheidsrisico's
35
Wat is een normale taille/heup ratio bij mannen?
<0,95
36
Wat is een normale taille/heup ratio bij vrouwen?
<0,8
37
Waar is de taille/heup ratio mee gecorreleerd?
 Insuline resistentie  Bloeddruk  HDL cholesterol spiegel in het bloed (lager bij hogere ratio)  Incidentie diabetes mellitus  Incidentie hart en vaat ziekten  mortaliteit
38
Wat is het verschil tussen viscerale vetcellen en andere vetcellen?
viscerale vetcellen zijn insuline resistent (ze geven dus meer vetzuren af richting de lever)
39
Wat is het nadeel van een omtrek meting?
het maakt geen onderscheid tussen subcutaan of visceraal vet
40
Welke methode om lichaamssamenstelling te meten is gebaseerd op elektrische geleiding?
Bioelectrical impendace analysis
41
Wat zijn nadelen van Dual emmission X-ray absorbtion?
het is duur het maakt geen onderscheid tussen visceraal vet en subcutaan vet
42
wat zijn de nadelen van Bioelectrical impendace analysis?
het meet visceraal vet niet apart afhankelijk van de waterbalans (teveel water> verdunde electrolyten> slechtere geleiding)
43
Hoe werkt Bioelectrical impendace analysis?
Hoe groter de vetvrije massa hoe beter de geleiding
44
Hoe werkt Dual emmission X-ray absorbtion?
fotonen worden afhankelijk van de samenstelling wel of niet geabsorbeerd
45
Wanneer is obesitas een groter risico?
op hogere leeftijd
46
Waar bevind kalium zich vooral?
intracellulair
47
Wat gebeurt er met de vetcellen als een dik persoon afvalt?
het aantal vetcellen blijft gelijk maar het volume neemt af
48
hoeveel Kcal overschot is 1 kg?
7500 kcal
49
Hoeveel kcal leveren koolhydraten per gram?
4
50
Hoeveel kcal leveren eiwitten per gram?
4
51
Hoeveel kcal leveren vetten per gram?
9
52
Hoeveel kcal levert alcohol per gram?
7
53
Hoeveel kcal leveren vezels per gram?
1,5-2
54
Waar komt de brandstof uit vezels vandaan?
digestie door bacterien
55
uit hoeveel procent koolhydraten bestaat een gezond dieet?
40%
56
uit hoeveel procent koolhydraten moet een dieet bestaan om ketose te voorkomen?
20%
57
uit hoeveel procent vetten bestaat een gezond dieet?
40%
58
uit hoeveel procent eiwitten bestaat een gezond dieet?
10-25%
59
hoeveel gram vezels bevat een gezond dieet?
15/1000 kcal
60
Wat meet directe calorimetrie?
warmte productie
61
Wat meet indirecte calorimetrie?
ingeademde O2 (en CO2 in de uitademingslucht)
62
Hoeveel calorieën worden verbrand per liter zuurstof?
5
63
Wat is de formule voor verbrande calorieën met O2 en CO2?
3,9 O2 + 1,1 CO2
64
Waarom kan je met O2 de calorieën meten?
de hoeveelheid energie die vrijkomt per molecuul O2 verbruik is nagenoeg gelijk voor koolhydraat-, eiwit- en vetverbranding.
65
Hoe bereken je het respiratoir quotient?
CO2/O2
66
Wat is het respiratoir quotient bij koolhydraat verbranding?
1
67
Wat is het respiratoir quotient bij vet verbranding?
0,7
68
Wat is het respiratoir quotient bij eiwit verbranding?
0,8
69
Hoe werkt de dubbel gelabeld water methode?
Proefpersoon drinkt water met daarin gelabeld water 2H2 18O2 een aantal dagen daarna wordt in de urinede verhouding normaal:zwaar isotoop gemeten. Door de koolzuuranhydrasereactie komt zwaar O ook in CO2 terecht dat wordt uitgeademd. Hierdoor daalt zwaar O in de urine sneller dan zwaar H.
70
Wat is sleeping metabolic rate?
een onderdeel van basaal metabolisme
71
welke onderdelen van het metabolisme zijn er? (meeste naar minste energie)
basal metabolic rate sleeping metabolic rate physical activity adaptive thermogenesis
72
onder welk onderdeel van het metabolisme valt koorts?
basaal metabolisme
73
Wat veroorzaakt non-shivering thermogenese?
bruin vet en spierweefsel
74
Wat is non-shivering thermogenese?
Mitochondrien worden (deels) ontkoppeld, oxydatie vindt plaats zonder ATP synthese. Door ontremming neemt oxydatie sterk toe waarbij alle energie in de verbruikte substraten vrijkomt als warmte.
75
Hoe werkt shivering?
- door spiercontracties neemt ATP verbruik toe zonder netto arbeid; de energie in het verbruikte ATP komt vrij als warmte. - door spiercontracties meer atp verbruik > meer verbranding > meer warmte productie
76
Wanneer is het rust metabolisme?
12 uur na een maaltijd (in rust)
77
Wat doet het rustmetabolisme?
o hartfunctie, ademhaling bloedcirculatie o voortgeleiding zenuwimpulsen, hersen functie o reabsorbtieprocessen in de nier o groei en weefsel generatie o eiwit- en RNA synthese, ion transport en lichaamstemperatuur
78
Wanneer is het rustmetabolisme verhoogd?
o ziekte o ondervoeding o infectie o schildklierafwijkingen o koorts / hogere lichaamstemperatuur o ernstige verwondingen o stress o verhoogde fysieke activiteit
79
Hoe bepaald de massa het basaal metabolisme?
het basaal metabolisme is lineair met de vetvrije massa (door spierweefsel)
80
Bij welke dingen komt thermogenese?
spijsvertering en koude
81
Hoeveel procent van de koolhydraat verbranding is de specifiek dynamische werking?
5-6 %
82
Hoeveel procent van de vet verbranding is de specifiek dynamische werking?
3-4%
83
Hoeveel procent van de eiwit verbranding is de specifiek dynamische werking?
20-30%
84
Hoe wordt gewichtsverlies gecompenseerd?
afname basal metabolic rate, lichamelijke activiteit, sympaticus en verhoging parasympatische activiteit en activiteit schildklier
85
Welk onderdeel van de lichaamsmassa neemt vooral toe als je aankomt?
vet
86
Wat is lipostat?
'vet thermostaat' van de hypothalamus
87
Wat gebeurdt er met de lipostat bij gewichtstoename?
setpoint gaat omhoog
88
Wat is bijzonder aan het energie verbruik van dikke mensen?
is hoog
89
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op mortaliteit?
20-25% vermindering
90
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op bloeddruk?
10 mm hg verlaging
91
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op het diabetes risico?
> 50% risico reductie
92
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op cholestrol?
10% vermindering
93
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op overlijden aan diabetes?
30-40% vermindering
94
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op overlijden aan (obesitas gerelateerde) kanker?
40-50% vermindering
95
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op glucose spiegels?
30-50% vermindering
96
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op HbA1c?
15% vermindering
97
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op LDL cholestrol?
15% vermindering
98
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op triglyceriges?
30% vermindering
99
wat is de invloed van 10 kg afvallen bij obesitas op HDL cholestrol?
8% verhoging
100
Wanneer wordt een anti-obesitas therapie gezien als succesvol?
- gewichtstoename wordt voorkomen - 5-10% gewichtsafname - blijvend gewichtsverlies
101
Welke behandelingsopties worden overwogen bij een bmi 25-27?
dieet en beweging
102
Welke behandelingsopties worden overwogen bij een bmi 27-30?
dieet en beweging medicatie bij comorbiditeit
103
Welke behandelingsopties worden overwogen bij een bmi 30-35?
dieet en beweging medicatie
104
Welke behandelingsopties worden overwogen bij een bmi 35-40?
dieet en beweging medicatie operatie bij comorbiditeit
105
Welke behandelingsopties worden overwogen bij een bmi >40?
dieet en beweging medicatie operatie
106
Wat valt onder comorbiditeit bij obesitas?
Slaap apneu, type 2 diabetes en hart en vaat ziekten
107
Wat is het effect van een dieet op gewicht?
3-10 kg per jaar afvallen maar jojo
108
Wat is het effect van combinatie dieet en beweging op gewicht?
4 kg per jaar afvallen maar jojo
109
Wat is het effect van beweging op gewicht?
+- 3 kg afvallen
110
Wat doet orlistat?
bind lipase waardoor de pancreas minder vet kan opnemen
111
Noem een medicament voor obesitas
orlistat
112
Wat is het nadeel van orlistat?
jojo effect
113
Wat voor soort operaties zijn er voor obesitas?
restrictief (maagband) of malabsorbtief (bypass)
114
Wat is het effect van een maagband?
10-15 kg gewichtsverlies
115
Wat zijn nadelen van een maagband?
1/5 moet opnieuw worden geopereerd de maagband rekt op
116
Wat is het effect van een gastric bypass?
30-40 kg gewichtsverlies direct verlaagd bloedsuiker
117
Wat zijn de risicos van een gastric bypass?
Bloeding, gastritis, tekort aan vitaminen, galstenen, te lage bloedsuiker, osteoperose
118
Wat is het voordeel van operatie boven dieeten?
het lichaam probeert de gewichtsverlaging niet tegen te werken bij operatie
119
Welk orgaan heeft het meeste glucose nodig?
de hersenen
120
Welke organen kunnen geen vetzuren verbranden?
ery's en hersenen
121
Wanneer wordt koolhydraat omgezet in vetzuren?
bij een overschot van meer dan 300 g
122
Wat kan worden omgezet in glucose?
glycogeen, eiwit en ... vetzuren
123
Hoelang duurt het voordat de glycogeen voorraad op is?
12-24 uur
124
welk glycogeen wordt het eerst afgebroken?
spierglycogeen
125
hoe heet glucose productie uit glycogeen?
glucogenolyse
126
hoe heet glucose productie uit aminozuren?
gluconeogenesis
127
hoe heet ketonlichaam productie?
ketogenesis
128
Wat is de anabole fase?
Glucose opgeslagen als glycogeen in lever en spieren of in vet
129
Wat is de katabole fase?
gebruik van voorraden?
130
wat wordt gestimuleerd door insuline?
ion opname (vooral k+) glycolyse glucose opname door spier en vetweefsel glycogeen synthese eiwit synthese
131
wat wordt geremd door insuline?
gluconeogenese glucogenolyse in de lever lipolyse ketogenese proteolyse
132
Wat doet glucagon?
het omgekeerde van insuline
133
Welke katabole hormonen bestaan er naast glucagon?
(nor)adrenaline cortisol groeihormoon schildklierhormoon
134
Wat is het effect van cortisol op het metabolisme?
mobilisering vrije vetzuren stimuleert afbraak van vetten en lipiden
135
hoe heet het buitenste deel van de bijnier?
de cortex
136
welke hormonen worden gemaakt in de cortex?
o Mineraal corticosteroiden o Glucocorticosteroiden o Seks hormonen
137
noem een voorbeeld van een mineraal corticosteroid
aldosteron
138
noem een voorbeeld van een glucocorticosteroid
cortisol
139
noem een voorbeeld van een sekshormoon
testosteron
140
hoe heet het binneste deel van de bijnier?
medulla
141
welke hormonen worden in de medulla gemaakt?
catecholaminen
142
noem een voorbeeld van een catecholamine
(nor)adrenaline
143
wat is het effect van stress op de bijnier?
de bijnier wordt gestimuleerd
144
Welke gevoede fases zijn er?
well fed early refed
145
welke vastende fases zijn er?
post absorptive early fasting late fasting starvation
146
wat is early refed?
maaltijd na een periode van vasten
147
wat is post-absorptive?
overnacht vasten 4-12 uur
148
Wat is early fasting
vasten 12-36 uur
149
Wat is late fasting?
langdurig vassten >36 uur
150
Wat is starvation?
hongerstaken > 1 week
151
Wat is fase I van glucose homeostase?
fed (0-4 uur na de maaltijd)
152
Wat gebeurd er in de eerste 4 uur na een maaltijd met de glucose homeostase?
de meeste weefsels gebruiken glucose
153
Wat is fase II van de glucose homeostase?
fasted/postabsorpive (4-12 uur na de maaltijd)
154
Wat is fase IIIa van de glucose homeostase?
starved early (12 uur-16 dagen na de maaltijd)
155
Wat is fase IIIb van de glucose homeostase?
starved late (> 16 dagen zonder voedsel)
156
Wat gebeurd er 4-12 uur na de maaltijd?
de hersenen gebruiken glucose de lever en de spieren gebruiken vetzuren
157
Wat gebeurd er 12 uur - 16 dagen na de maaltijd?
de hersenen gebruiken glucose en een beetje ketonlichamen de lever gebruikt vetzuren de spieren gebruiken vetzuren en een beetje ketonlichamen
158
Wat gebeurd er als je > 16 dagen niet eet?
de hersenen gebruiken steeds meer ketonlichamen en steeds minder glucose de lever en spieren gebruiken alleen maar vetzuren
159
wat betekent glucose sparen?
de spieren gebruiken geen glucose
160
Is vrij cholesterol water oplosbaar?
een beetje
161
is een cholesterol ester water oplosbaar?
nee
162
Wat zijn de functies van cholesterol?
- Bouwsteen celmembraan - Gal - Voorloper steroid hormonen - Voorloper vit D
163
waar komt cholesterol vanaan?
uit voeding en (vooral) aangemaakt in de lever
164
Wat is het enzym in de snelheidsbepalende stap in de cholesterol synthese?
HMG-Coa reductasae
165
Wat is een bekkende bijwerking van statines?
spierpijn
166
wat is het nadeel van cholesterol?
het kan blijven plakken aan de vaatwand en zo lijden tot atherosclerose
167
Wat is goed cholesterol?
HDL
168
Welke lipoproteinen zijn er van groot naar klein?
chylomicronen vldl ldl hdl
169
Wat is het nadeel van kleine lipoproteinen?
die zijn een groter risico voor de vaatwand
170
Wat is er met kleine deeltjes qua samenstelling?
minder vet, meer cholesterol
171
Welke apolippoproteinen zijn er?
A-1 A-2 B-100 B-48 C-I C-II C-III E
172
Waar is lipoproteine A-1?
HDL en chylomicronen
173
Waar is lipoproteine A-2?
HDL
174
Waar is lipoproteine B-100?
VLDL, IDL, LDL en Lpa
175
Waar is lipoproteine B-48?
chylomicron remnants
176
Waar is lipoproteine C-I?
Chylomicronen, VLDL, HDL
177
Waar is lipoproteine C-II?
chylomicronen
178
Waar is lipoproteine C-III?
chylomicronen, VLDL, HDL
179
Waar is lipoproteine E?
Chylomicronen, IDL, VLDL, HDL
180
Wat is de functie van A-1?
structural protein for HDL, activator of LCAT
181
Wat is de functie van A-2?
structural protein for HDL, activator of hepatic lipase
182
Wat is de functie van B-48?
required for assembly and secretion of chylomicrons; does not bind to LDL receptor
183
Wat is de functie van C-I?
activeert LCAT
184
Wat is de functie van C-II?
essentiële cofactor van LPL
185
Wat is de functie van C-III?
inhibitor van LPL
186
Wat is de functie van E?
required for assembly and secretion of chylomicrons; ligand van de LDL receptor
187
Wat is het exogene pathway?
MTP maakt chylomicronen door LPL naar cellen vanuit chylomicronen
188
Wat is het endogene pathway
vanuit de lever via VLDL naar de capilairen via idl terug naar de lever evt met LDL als tussenstap
189
Wat doet PCSK9?
Het zorgt dat de LDL receptor wordt gesorteerd naar een lysosoom waar het samen met het gebonden LDL wordt afgebroken
190
Wat gebeurd er met de LDL receptor in afwezigheid van PCSK9?
Het LDL wordt gescheiden van de receptor en afgebroken door het lysosoom de LDL receptor gaat terug naar het plasmamembraan
191
Wat is er aan de hand bij familiare hypercholestrolemie?
ldl receptor in lever afwezig/defect, hierdoor verminderde opname LDL waardoor meer LDL in het bloed. Lever heeft tekort aan cholesterol > verhoogde cholesterol synthese
192
Wat is arcus lipoitas?
witte ring bij ogen van patient familiare hypercholestrolemie
193
Wat is arcus senilis?
witte ring bij ogen van oude mensen
194
Hoeveel cholesterol is normaal?
5 mmol/L
195
Hoeveel cholesterol bij iemand die heterozygoot is voor familiare hypercholesterolemie?
10 mmol/L
196
Hoeveel cholesterol bij iemand die homozygoot is voor familiare hypercholesterolemie?
20 mmol/L
197
Wat doet LCAT?
zorgt voor verestering van cholesterol, waardoor cholesterol naar de kern van HDL verhuist en een constante cholesterolgradient tussen de plasmamembraan en HDL wordt gehandhaafd
198
Wat doet CETP?
draagt cholesterolesters over van het HDL naar het LDL, zodat de cholesterolesters via de LDL-receptor in de lever kunnen worden opgenomen
199
bij welk geslacht komt diabetes meer voor?
mannen
200
hoeveel procent van de diabetes patienten heeft type 1?
10%
201
Welk diabetes type heeft een relative insuline defficientie?
Type 2
202
Wat is (de oorzaak van) type 1 diabetes?
een autoimuunziekte tegen b-cellen
203
Welk type diabetes is meer genetisch?
type 2
204
Wanneer manifesteert diabetes type 2 zich?
>30 jaar
205
Wanneer manifesteert diabetes type 1 zich?
voor 30-35 jaar
206
Welk type diabetes presenteert zich vaak met een ketoacidose
type 1
207
Bij welk type diabetes komt jeuk voor?
type 1
208
Welk type diabetes heeft subtiele symptomen in het begin?
type 2
209
Bij welk type diabetes komt insuline resistentie voor?
type 2
210
wat gebeurd er bij insuline resistentie met de aanmaak van insuline?
die gaat omhoog
211
Wat zijn de symptomen van diabetes
veel drinken veel plassen veel eten vermoeidheid wazig zien veel infecties
212
waardoor zien mensen met diabetes in het begin wazig?
oogbol oedeem
213
Waardoor gaan mensen met diabetes veel drinken?
- Nier kan niet genoeg glucose opnemen > osmotische diurese > veel plassen > uitdroging > veel drinken
214
Waardoor gaan patienten met diabetes veel eten?
door callorien verlies in de urine en afbraak van spier en vetweefsel
215
Waardoor ontstaat vermoeidheid bij diabetes patienten?
verminderde atp productie
216
Waardoor hebben mensen met diabetes veel infecties
hoge glucose spiegels zorgen voor goede omstandigheden voor bacterien
217
wat de bovengrens voor nuchter glucose?
7.o mmol/L
218
Wat is de bovengrens voor een willekeurig plasma glucose?
11.1 mmol/L
219
Wanneer is een abnormale willekeurige plasmaglucose meting diagnostisch?
1 meting + symptomen 2 metingen
220
Wat is de bovengrens voor HbA1c?
6.5% (48 mmol/mol)
221
Bij welke glucosespiegel na 2 uur heb je impaired glucose tolerantie?
7.8-11,0 mmol/L
222
Bij welk nuchter glucose heb je diabetes?
>7.0 mmol/L
223
Waarvoor is impaired glucose tolerantie een risicofactor?
diabetes type 2 en hart en vaat ziekten
224
Bij welk nuchter glucose heb je impaired glucose tolerantie?
6,1-6,9
225
Wat is HbA1c?
het percentage geglycolyseerd hemoglobine
226
Hoeveel HbA1c is normaal?
4-6%
227
Waarvoor is HbA1c een maat?
glucosespiegel in voorafgaande 6-8 weken?
228
Wat is een voorwaarde voor een betrouwbare HbA1c meting?
een normale levensduur van hemoglobine
229
Wat is een nadeel van HbA1c meting?
het geeft niet aan hoeveel het schommeld
230
Bij welke glucose spiegel komt glucose in de urine?
10-11.1 mol/L
231
Waarom is glucoserie geen geldige manier om diabetes te diagnostiseren?
het is pas te meten bij een hoge glucosespiegel
232
Waardoor ontstaat ketoacidose?
Ernstige insuline deficientie (glucose verlies in urine) > ongeremde lipolyse > veel ketonen > ketoacidose Zeker in combinatie met veel urine verlies
233
bij welk type diabetes staan de macrovasculaire complicaties op de voorgrond?
type 2
234
wat zijn complicaties van diabetes?
retinopathy nefropathy neuropathy hart en vaat ziekten
235
Wanneer treed nefropathy meestal op bij patienten met diabetes type 1?
5-15 jaar na diagnose
236
Wat is een teken van beginende nefropathy?
albuminurie
237
bij welk type diabetes kan retinopathy al aanwezig zijn als de diagnose wordt gesteld?
type 2
238
Bij welk type diabetes wijst microalbuminurie niet perse op nefropathie?
type 2
239
Wanner fundoscopische screening?
5 jaar na diagnose type 1 meteen na diagnose type 2
240
wanneer urine screenen?
na 5 jaar bij type 1 meteen na diagnose type 2
241
Wat is een normale albumine uitscheiding?
<20 mg/dag
242
Wat is microalbiminurie?
30-300 mg/dag
243
Hoeveel procent van diabetes type 1 patienten heeft na 20 jaar background retinopathie?
bijna 100%
244
Hoeveel procent van diabetes type 1 patienten heeft na 20 jaar proliveratieve retinopathie
30%
245
Hoeveel procent van diabetes type 1 patienten heeft na 10 jaar background retinopathie
45%
246
waneer begint proliveratieve retinopathie bij de eerste type 1 patienten?
10 jaar na de diagnose
247
Hoeveel procent van de diabetes type 2 patienten heeft bij het stellen van de diagnose al diabetische retinopathie?
20%
248
Hoeveel procent van de diabetes type 2 patienten heeft bij het stellen van de diagnose al proteinurie?
10-37%
249
Hoeveel procent van de diabetes type 2 patienten heeft bij het stellen van de diagnose al angina pectoris?
10%
250
Hoeveel procent van de diabetes type 2 patienten heeft bij het stellen van de diagnose al diabetische neuropathie?
9%
251
Hoeveel procent van de diabetes type 2 patienten heeft bij het stellen van de diagnose al een myocard infarct?
5%
252
Wat is de behandeling voor hypoglycemie?
indien aanspreekbaar; 10-25 gram glucose indien niet aanspreekbaar; 50ml 50% glucose intraveneus (50g/100ml) 1 mg glucagon subcutaan of intramusculair (als hypo minder dan 45 min bestaat en er geen lever insuficientie/ziekte is)
253
Wat is proinsuline?
insuline + c-peptide aan elkaar vast
254
Wat moet je doen bij een hypoglycemie die is veroorzaakt door sulfyreum derivaat?
lang glucose geven (het blijft 24 uur werken)
255
Wat zijn symptomen van een hypoglycemie?
zweten trillen tachycardie nerveusiteit honger verwardheid raar gedrag moeheid zicht beperking tintelende mond agresie zwakte duizeligheid hoofdpijn epilepsie
256
bij welke glucose concentratie beginnen klachten op te treden van een hypoglycemie?
<3,2 mmol/L
257
Bij welke glucose concentratie treed cognitieve disfunctie op?
<2,8
258
Bij welke glucose concentratie kan een patient in coma raken?
<1,5 mmol/L
259
Bij welke patienten treed vaak hypoglymia unawareness op?
mensen die scherp zijn ingesteld een vaak hypoglycemieen krijgen
260
Wat zijn oorzaken van een hypoglycemie?
alcohol en betablockers
261
Wat zijn symptomen van een ketoacidose?
braken/misselijkheid veel plassen > uitdroging en dorst gewichtsverlies hyperglycemie buikpijn zwakte hypotensie warme droge huid hypothermie verlaagd bewustzijn hyperventilatie aceton lucht ketonen in de urine acidose (<7.30) tachycardie tekort aan natrium en kalium (toch hoog extracellulair kalium) clapotage (klotsen van maag, de maag staat stil, daardoor wordt maagzuur niet afgevoerd)
262
Waarop geeft clapotage een risico?
aspiratie
263
worden ketonlichamen ook bij gezonde personen in de urine gevonden?
ja
264
Wat zijn oorzaken van een ketoacidose?
stoppen met insuline gebruik myocard infarct infectie te weinig insuline trauma zwangerschap operatie
265
Wat is de behandeling van ketoacidose?
insuline vocht electrolyten oorzaak behandelen
266
Wat is het verschil tussen ketoacidose en hyperglycemische hyperosmotische ontregeling?
HHO onstaat na dagen/weken tegenover <24 uur verlaagd bewustzijn epilepsie krampen geen buikpijn geen kussmaul ademhaling geen aceton lucht geen missellijkheid/braken hogere glucose (>33,3) hogere ph (>7,30) geen of weinig ketonlichamen
267
Wat is het doel van de behandeling van diabetes?
bloedsuiker tussen 4,4-7,2 mmol/L > symptoom bestrijding A1c < 53 glucose na maaltijd <10 mmol/L voorkomen complicaties voorkomen hyper/hypo
268
Wat is het aanbevolen dieet voor iemand met diabetes?
gewoon gezond (alcohol niet verboden) < 10% sucrose <10% verzadigd vet veel vezels
269
Wat zijn de voordelen van bewegen voor een diabetes patient?
verminderd progressie type 2 met 30-60% verminderd hvz risico verbeterd bloedsuikerspiegel laagste lange termijn mortaliteit bij type 2 patienten met beste cardiovasculaire fittness
270
Welke tabletten voor diabetes type 2?
chollesterol remmers metformin sulfonylureum derivaten GLP-1 glitazones DPP-4 remmers sodium glucose transport inhibitors
271
Wat doet metformin?
remt de glucose productie uit de lever en verbeterd insuline gevoeligheid
272
Wat zijn bijwerkingen van metformin?
lactaat acidose en diaree
273
Wat doen sulfonylureum derivaten en GLP-1?
pancreas maakt meer insuline minder glucose productie in lever stimuleert opname in spieren remt maaglediging
274
Wat zijn de bijwerkingen van sulfonylureum derivaten en GLP-1?
te lage bloedcellen (sluiten k kanalen in b cellen) misselijkheid
275
Wat doet glitazones?
het maakt het lichaam insuline gevoeliger
276
Wat doen DPP-4 remmers?
het zorgt dat GLP-1 langer actief blijft
277
Wat doen sodium glucose transport inhibitors?
remt reabsorbtie van glucose in de urine
278
Wat zijn bijwerkingen van sodium glucose transport inhibitors?
urineweg infectie en uitdroging
279
Wat is het voordeel van subcutane injectie?
langzame opname
280
Waarom duurt het lang voordat humaan glucose wordt opgenomen?
6 moleculen vormen hexameren, die moeten eerst uit elkaar vallen
281
plekken waar je insuline kan inspuiten van hoge naar lage absorbtie snelheid
buik arm bovenbeen
282
Wat is het effect van temperatuur op de absorbtiesnelheid van insuline?
bij hogere temperatuur hogere snelheid
283
Wat gebeurd er als insuline intramusculair wordt ingespoten?
zeer snelle opname
284
Wat is het gevaar van telkens op de zelfde plek insuline spuiten?
lipohypertrofie > snelle opname
285
Hoeveel procent kan de insuline opname per dag verschillen?
25%
286
wat is de werking van humane insuline?
begint in 30 min, piek in 2-4 uur, werkt 5-8 uur
287
Waarvoor is basaal insuline?
- Om glucose productie uit de lever te controleren - Voor voldoende glucose opname naar de perifere weefsel tijdens vasten/s’nachts
288
Hoeveel procent van de insuline wordt normaal door de lever geklaard?
20-80%
289
Wat is de behandeling van diabetes type 1?
dieet + beweging insuline (50% bij de maaltijd + 50% basaal)
290
Wat is de behandeling van diabetes type 2?
dieet + beweging als nodig medicatie
291
Wat is het eerste medicijn dat wordt voorgeschreven aan een diabetes type 2 patient?
metformin
292
Wat is het normale beloop van diabetes?
insuline afhankelijkheid
293
Wat is efectiever voor de verlaging van het cardiovasculaire risico, glucose therapie of bloeddruk verlaging?
bloeddruk verlaging
294
Wat is Euglycemische hyperinsuline clamping?
Insuline infuus en glucose infuus > steady state Bij welke insuline spiegel wordt hoeveel glucose opgenomen
295
Wat komt er uit euglycemische hyperinsuline clamping bij een diabetes patient?
glucose concentratie is lager (er wordt meer insuline aangemaakt)
296
Hoeveel procent van de bevolking heeft insuline resistentie?
25%
297
Wat is meestal de oorzaak van insuline resistentie?
postreceptor
298
Wat gebeurd er als iemand minder GLUT 4 transporters heeft?
insuline resistentie
299
Wat is het gevolg van insuline resistentie?
een onbalans door weefsels waarbij wel/geen receptors nodig zijn verhoogde nove lipogenese
300
wat zijn risico factoren voor insuline resitentie?
hoger gewicht minder bewegen meer visceraal vet
301
Wat zijn de risicos van metabool syndroom?
coronary artery disease hoge bloeddruk 2x zo grote kans om in 5-10 jaar hvz te krijgen
302
hoeveel procent van de bevolking heeft metabool syndroom?
30-40%
303
Wat zijn de criteria voor metabool syndroom?
hogere middel omtrek triglyceriden >1.7 mmol/L verlaagd HDL-C <1.0 mmol/L verhoogde bloeddruk >130 systolisch of >85 diastolisch verhoogds nuchter glucose >5,6
304
Wat zijn de 3 theorien over metabool syndroom?
hoog insuline en glucose > vasoconstrictie en zoutretentie insuline resistentie > vldl productie > atherosclerosis insuline resistentie > meer infectie en trombose
305
Wat is de behandeling van metabool syndroom?
bloeddruk verlagen overgewicht behandelen meer bewegen stoppen met roken
306
Wat is het doel van de behandeling van metabool syndroom?
7-10% afvallen per jaar > gezond gewicht minstens 30 min bewegen 5x per week minder verzadigd vet, transvet en cholesterol risicofactoren verminderen meer HDL lagere bloeddruk lager glucose
307
Wat is het nadeel van intensieve behandeling van diabetes?
3x zo grote kans op hypoglycemie gewichtstoename
308
Wat zijn de voordelen van intensieve behandeling van diabetes?
verlaagde kans op microvasculaire en cardio vasculaire complicaties minder effect op macrovasculaire complicaties (meer effect bij snel beginnen, nog effect na stoppen)
309
Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van diabetische complicaties?
man lange ziekte duur hyperglycemie roken hoge bloeddruk microalbiminurie
310
Wat is de oorzaak van lichtgevoelige porferie?
stapeling van uroporfyrinogeen, protoporfyrinogeen of protoporfyrine
311
Waar heeft iemand met lichtgevoelige porferie een tekort aan?
ferrochelatase
312
Wat is de oorzaak van acute porferie?
fout in PGB
313
Wat gaat er mis bij een aanval van acute porferie?
ala stapeling
314
Wat zijn symptomen van een acute porferie aanval?
hepatocellulair carcinoom nierinsufficientie rode urine (geen bloed) tachicardie en hypertensie hyponatriemie neurologische afwijkingen
315
Wat zijn uitlokkende factoren voor en acute porferie aanval?
geneesmiddelen met cytochroom interactie hormonale veranderingen infecties callorische restrictie roken alcohol
316
Wat is het idee achter een heem arginaat bij acute porferie?
negatieve terugkoppeling, remt alas- 1
317
Wat is de behandeling van acute porferie?
koolhydraten pijnstillers betablokkers uitlokkende factoren behandelen heem arginaat
318
Waardoor wordt alcohol afgebroken?
alcohol dehydrogenase en aldehyde dehydrogenase
319
Hoe bereken je het alcohol promilage?
Promilage = alcohol/ liter (denk er aan det een mens voor 60% uit water bestaat)
320
Waardoor wordt vetstapeling bij alcoholgebruik veroorzaakt?
- remming b-oxidatie - stimulatie van glycerol 3 fosfaat synthese
321
wie kan het beste tegen alcohol?
een man die incidenteel drinkt kan beter tegen alcohol dan een vrouw die vaak drinkt
322
Waarin wordt ethanol omgezet?
acetaat
323
wat is c-peptide?
een maat voor endogene insuline secretie (nauwelijks geklaard door de lever)
324
Waardoor wordt c-peptide afgegeven?
de pancreas
325
Waar wordt GLP-1 afgegeven?
L-cellen in endotheel van de darm
326
Wat doet GLP-1?
bind aan een receptor op de beta cel en zorgt voor een toename van de glucose afhankelijke insuline secretie onderdrukt glucagon secretie remt maaglediging meer betacellen hogere insuline gevoeligheid
327
Waar wordt GIP afgegeven?
k cellen, endotheel van de dikke en dunnen darm
328
Wat breekt GIP en GLP-1 af?
DPP-4
329
Welke mensen hebben minder GLP-1
mensen met een gestoorde glucose tollerantie waaronder mensen met diabetes type 2
330
Wat is het effect van een GLP-1 infuus op diabetes type 2?
Infuus ‘geneest’ diabetes type 2 Effect neemt niet af verminderd insuline resistentie vertraging maaglediging > vermindering eetlust > vermindering gewicht
331
Wat is het probleem met GLP-1 tabletten?
glp 1 wordt afgebroken in de maag en heeft een hele korte halfwaarde tijd daarom geen tablet glp1 agonisten met langere halfwaarde tijd en dpp4 antagonisten 1x per week beter dan 2x per dag
332
Wat is het nadeel van GLP-1?
verhoogde kans op pancreatitis kleine kans op hypoglycemie
333
Wat is het nadeel van DPP-4 remmers?
verhoogde kans op luchtweg ontsteking kleine kans op hypoglycemie
334
Wat is het gevolg van een roux en y gastric bypass?
- Glp1, pyy en insuline omhoog - Bloedsuikers meteen omlaag - Insuline gevoeligheid herstel - Hoe sneller na diagnose hoe beter
335
Wat is de henderson hasselbalch vergelijking?
ph-pka = log ([a-][ha]) alleen niet geioniseerde vorm paseert membranen
336
Wat is biologische beschikbaarheid?
de fractie van de toegediende dosis die de systemische circulatie intact bereikt
337
Wat is het verdelingsvollume?
hoeveelheid geneesmiddel in het lichaam/concentratie geneesmiddel in het bloed
338
Wat is het bloedvollume?
6 L
339
Wat is het extracelulair volume?
12 L
340
Wat is het totale lichaamswater?
42 L
341
Wat betekend een fictief verdelingsvollume?
dat het middel ergens anders zit dan in het bloed
342
Wat gebeurd er met eiwit gebonde stoffen?
die worden bij een gezond persoon nauwelijks uitgescheiden
343
Waarbij neemt de vrije fractie (die uitgescheiden kan worded) toe?
nier/lever insuffiecientie gelijktijdig gebruik van meerdere geneesmiddelen (competitie)
344
Welke omzettingen vinden er in de lever plaats met betrekking tot geneesmiddel afbraak?
actief >niet actief actief > actief niet actief > actief vetoplosbaar > water oplosbaar
345
Wat zijn fase I reacties?
oxidatie hydrolyse reductie
346
Welk enzym hoort bij oxidatie?
cytochroom P450
347
Welk enzym hoort bij hydrolyse?
esterase
348
Welk enzym hoort bij reductie?
reductase
349
Welk enzym hoort bij acetyl?
N-acetyltransferases
350
Welk enzym hoort bij glucuronide?
glucuronyltransferases
351
Welk enzym hoort bij sulfaat?
sulfotransferases
352
Wat zijn fase II/conjugatie reacties?
acetyl glucuronide sulfaat
353
waardoor worden fase I reacties met name beinvloed?
inductie
354
Na hoeveel halfwaarde tijden is een geneesmiddel uit het lichaam?
4-5
355
Wat is de formule voor steady state?
Css= (Dxt1/2)/(Vdxln2xt) t is doseringstijd in uur
356
Wat is de formule voor klaring?
klaring=Q x (Cin-Cuit)/Cin