Lichaamsdelen Flashcards
1
Q
lichaam
A
mom
2
Q
gedeelte lichaam boven sleutelbeen
A
eolgool
3
Q
gedeelte vanaf navel tot aan sleutelbeen
A
momtong
4
Q
gedeelte lichaam beneden de navel
A
arae
5
Q
hoofd
A
mori
6
Q
oor
A
kwi
7
Q
oog
A
nun
8
Q
neus
A
ko
9
Q
tanden
A
ibbal
10
Q
kin (kaak)
A
teok
11
Q
nek (hals)
A
mok
12
Q
rug
A
deung
13
Q
borst
A
myeonge
14
Q
zijkant ribbenkast
A
goeri
15
Q
taille
A
heori
16
Q
arm
A
pal
17
Q
elleboog
A
palkoop
18
Q
onderarm
A
palmok
19
Q
binnenkant onderarm
A
an palmok
20
Q
buitenkant onderarm
A
bakat palmok
21
Q
pols
A
sonmok
22
Q
vuist
A
joomeok
23
Q
voorkant vuist
A
ap joomeok
24
Q
hamervuist (pinkzijde)
A
me joomeok
25
bovenkant vuist (rug)
deung joomeok
26
vlakke vuist (2 vingers)
pyon joomeok
27
knokkelvuist
bam joomeok
28
beschermende vuist
bo jomeok
29
hand
son
30
open hand
pyon-son
31
meshand (pinkzijde)
sonnal
32
binnenmeshand (duim)
sonnal-deung
33
handrug
sondeung
34
binnenzijde gestrekte aaneengesloten vingers
sonbadak
35
tijgerbak/booghand
ageum-son
36
vingers
sonkeut
37
vingerstop
kwansu
38
speerhand
pyonsonkeut
39
speerhand (2 vingers)
gawisonkeut
40
achterhandpalm
batangson
41
been
dari
42
knie
mooreup
43
voet
bal
44
enkel
balmok
45
mesvoet (kleine teen)
balnal
46
mesvoet (grote teen)
balnal deung
47
wreef
baldeung
48
bal van de voet
(bal) apchook
49
onderkant van de hiel
(bal) dwitchook
50
achterzijde hiel
(bal) dwitkumchi
51
tenen
balkeut
52
voetzool
balbadak
53
gewricht
koobi
54
palmzijde pols
mit palmok
55
bovenzijde pols
wi palmok
56
kruis
noolro
57
gekruiste open handen ter hoogte van het kruis
gyopson