leven Flashcards

1
Q

Wat zijn celorganellen?

definintie + functie + soorten

A
  • kleine organen in cytoplasma
  • elk een andere functie in de cel
  • 2 soorten:
  • met membraanstructuur (kern, vacuole, mitochondrion) (eventueel ook dubbel
    membraan)
  • zonder membraanstructuur (centriolen, microtubuli, ribosomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is cytoplasma?

A

waterachtige vloeistof met daarin alle celorganellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een cytoskelet?

A

netwerk van alle eiwitdraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit wat bestaat een celwand?

planten, zwammen, bacteriën

A

… van planten bestaan uit cellulose
… van zwammen bestaan uit chitine
… van bacteriën ten bestaan uit microproteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe en waar komt de celwand voor?

A
  • Enkel bij plantaardige cellen en bacteriën
  • Variabele dikte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de eigenschappen van een celmembraan?

A
  • Flexibel door aanwezigheid cholesterol
  • Zelfsluitend
  • Selectief doorlaatbaar: 02, N2, CO2, gas en water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de functies van een celwand?

A
  • Extra stevigheid
  • Vorm behouden
  • Bescherming tegen uitdrogen, indringers en extreme milieuomstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de functies van een celmembraan?

A
  • Cel herkenbaar maken
  • Communicatie andere cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houd een celmembraan in?

A
  • +- 7/8nanometer dik
  • Vormt grens tussen omgeving en celinhoud
  • Bestaat uit dubbele fosfolipidenlaag
  • Bevat cholesterol → soepelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 2 soorten eiwitten?

A
  • transporterende eiwitten
  • contact eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een celkern of nucleus?

A
  • Dubbel membraan: kleine poriën → = kernmembraan
  • uitwisseling van stoffen met cytoplasma
  • bevat erfelijke kenmerken (genetisch materiaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het donker gedeelte in de celkern?

A

nucleolus of kernlichaampje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn ribosomen?

A
  • kleine partikels: 2 delen nl. subeenheden (grote en kleine)
  • Kunnen los in cytoplasma voorkomen of vastzitten op ER
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van ribosomen?

A

lezen van code in celkern + vertalen naar eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een endoplasmatisch reticulum? (ER)

A

= aansluitend op het kernmembraan.
= een netwerk van afgeplakte membraanzakjes of cisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschillende ER soorten?

A
  • RER= ruw endoplasmatisch reticulum: bezet met ribosomen
  • SER= glad endoplasmatisch reticulum: niet bezet met ribosomen
15
Q

Wat zijn de functies van ER?

RER + SER

A
  • RER: synthese van eiwitten door ribosomen. Binnen membraan van RER kunnen niet afgewerkte eiwitten verpakt worden in blaasjes en zo vervoerd worden naar celorganellen.
  • SER: betrokken bij synthese van vetten + ontgiften van alcohol, medicatie en drugs.
16
Q

Wat is een golgi-apparaat?

A

= bestaat uit cisternen die als stapeltjes op elkaar liggen
* Blaasjes van ER kunnen versmelten met Golgi-App.

17
Q

Hoe werkt de exocytose?

(transport van binnen naar buiten)

A

Afgewerkte stof wordt verpakt in blaasje (=golgiblaasje)

Vervoerd naar celmembraan

Versmelt met celmembraan

Inhoud afgeven aan buitenwereld

18
Q

Wat is een lysosoom?

A
  • golgiblaasje
  • enkel voor dierlijke cellen
  • Bevatten afbrekende enzymen
    ➔ Breken celeigenmateriaal af (=autofagie)
    ➔ Breken celeigen bacteriën af (=heterofagie)
19
Q

Wat is een mitochondrion?

A

= blaasje omgeven door dubbel celmembraan

20
Q

Wat zijn de functies van een mitochondrion?

A
  • Energiecentrale
  • Celademhaling
21
Q

Wat is een plastide?

A
  • dubbelcelmembraan
  • enkel bij plantaardige cellen
22
Q

wat zijn de verzamelnamen van plastiden?

obv kleur

A
  • Leukoplasten = kleurloos/wit
  • Chloroplasten = groen (=bladgroenkorrels)
  • Chromoplasten = geel, rood
23
Q

Wat is de vloeistof in chloroplast?

A

grondplasma
= waterige oplossing met weinig DNA en ribosomen maar wel met vetdruppels
en zetmeelkorrels

24
Q

Wat is een cloroplast?

A

= bladgroenkorrels
= dubbelcelmembraan

25
Q

Hoe ziet een chloroplast er uit?

A
  • Buitenste glad
  • Binnenste geplooid naar binnen toe Gestapelde membraanzakjes (grana)
26
Q

Wat is de functie van een chloroplast?

A

fotosynthese

27
Q

Wat is een vacuole?

A
  • Zak met water omgeven door celmembraan = tonoplast
  • 1 grote of verschillende kleine vacuoles
  • enkel bij plantencel
28
Q

Wat zijn de functies van een vacuole?

A
  • Reservestoffen opslaan
  • Extra stevigheid wanneer vacuole goed gevuld is
29
Q

Wat is een cytoskelet?

A

complex netwerk van eiwitvezels

30
Q

Wat zijn microtubuli?

A
  • holle buisjes opgebouwd uit tubuline waarvan lengte varieert
  • maken deel uit van het cytoskelet
31
Q

Wat is een centriool?

A

opgebouwd uit 2 staven die elk opgebouwd zijn uit 9microtubuli die in een O liggen

32
Q

Wat is de functie van een centriool?

A

belangrijke rol bij celdeling

33
Q
A