Lesson + Flashcards
1
Q
Voorstellen
A
To propose
2
Q
Heersen over, regeren
A
To reign
3
Q
Vooringenomen zijn
A
To be biased
4
Q
Intrede
A
An inauguration
5
Q
Een wetsvoorstel
A
A bill
6
Q
Een ambtstermijn
A
A term
7
Q
De stembureaus
A
The polls
8
Q
Een kandidaat
A
A candidate
9
Q
Een stemformulier
A
A ballot
10
Q
Een campagne
A
A campaign
11
Q
Een voorverkiezing
A
A primary
12
Q
Een partij
A
A party
13
Q
Een toekomstig vice-president
A
A running-mate
14
Q
Een debat tijdens de voorverkiezingen
A
A caucus
15
Q
Een termijn
A
A term
16
Q
Een grondwet
A
A constitution
17
Q
Iemand op de voorgrond
A
A front-runner
18
Q
Steun
A
An endorsement
19
Q
Het afzien
A
The suffrage