lesson 3 engels- nederlands Flashcards
1
Q
advantage
A
voordeel
2
Q
assume
A
veronderstellen
3
Q
benefit
A
voordeel hebben
4
Q
chronic
A
voortdurend
5
Q
consequences
A
gevolg
6
Q
controversial
A
omstreden
7
Q
emphasis
A
nadruk
8
Q
depression
A
depressie
9
Q
equality
A
gelijk(waardig)heid
10
Q
ignore
A
negeren
11
Q
in particular
A
in het bijzonder
12
Q
in practice
A
in de praktijk
13
Q
majority
A
meerderheid
14
Q
manageable
A
hanteerbaar
15
Q
mental
A
mentaal