Lesson 22 - Dutch football/soccer Flashcards
de voetbal
the football
het voetbal
football/soccer
het doel
the goal
het doelpunt
the goal
het elftal
the football team
oranje
orange / the Dutch football team
de spits
the striker
de middenvelder
the midfielder
de verdediger
the defender
de keeper / de doelverdediger
the goalkeeper / goalie
de scheidsrechter
the referee
de supporter
the fan
de twaalfde man
the fans
de eerste helft
the first half
de rust
half time
de tweede helft
the second half
schoppen
to kick
het schot
the kick / the shot
de redding
the save
redden
to save
de voorzet
the assist
de gele kaart
the yellow card
de rode kaart
the red card
de vrije trap
the free kick
de strafschop
the penalty
de hoekschop
the corner kick
buitenspel
offside
de kampioen
the champion
heet ek / het europees kampioenschap
the European championship
het wk / het wereldkampioenschap
the world cup
