Les Verbes 2.0 Flashcards
1
Q
zien
A
voir
2
Q
beginnen
A
commencer
3
Q
kennen
A
connaître
4
Q
naar beneden gaan / uitstappen
A
descendre
5
Q
moeten
A
devoir
6
Q
drinken
A
boire
7
Q
ontvangen
A
recevoir
8
Q
teruggeven / inleveren
A
rendre
9
Q
slagen
A
réussir
10
Q
afmaken / klaar zijn
A
Finir
11
Q
ontmoeten
A
rencontrer
12
Q
geloven
A
croire
13
Q
groeien
A
grandir
14
Q
wakker worden
A
Se reveiller
15
Q
reageren
A
réagir
16
Q
spellen
A
épeler
17
Q
nemen
A
Prendre
18
Q
hopen
A
espérer
19
Q
besturen
A
conduire
20
Q
plaatsen / zetten / leggen
A
mettre