Les infos Flashcards
1
Q
het evenement, de gebeurtenis
A
l’évènement
2
Q
het (banale) nieuwsfeit
A
le fait divers
3
Q
de informatie
A
l’information
4
Q
de journalist, de journaliste
A
le/la journaliste
5
Q
het volk, de wereld
A
le monde
6
Q
de politiek
A
la politique
7
Q
de sport
A
les sports
8
Q
de vedette
A
la vedette
9
Q
internationaal
A
international(e)
10
Q
lokaal, plaatselijk
A
local(e)
11
Q
nationaal
A
national(e)
12
Q
nationaal
A
national(e)
13
Q
regionaal
A
régional(e)
14
Q
op zoek zijn naar
A
être à la recherche de
15
Q
informeren
A
informer