les 7 woorden Flashcards
1
Q
ὁ ἀνήρ, ἀνδρός
A
man
2
Q
ἀντί, ἀντ
A
in ruil voor, in plaats van
3
Q
ἡ ἀρετή
A
dapperheid, voortreffelijkheid
4
Q
βοήθεια
A
hulp
5
Q
βοηθέω
A
helpen
6
Q
τὸ δωρον
A
geschenk
7
Q
εθέλω
A
willen
8
Q
εἰ
A
als, indien
9
Q
ἐν
A
in, op, bij
10
Q
ὁ ἥρως, ἥρωος
A
held
11
Q
κτείνω
A
doden
12
Q
ὁ/ἡ παις, παιδός
A
kind
13
Q
παρέχω
A
geven, verschaffen
14
Q
φαίνω
A
laten zien, tonen
15
Q
φεύγω
A
vluchten, ontvluchten