Les 7 Onregelmatige werkwoorden Flashcards
To bake
bakken
bakte, bakten
gebakken
Piec
To spoil
bederven
bedierf, bedierven
bedorven
Zepsuć się, psuc
To press
dringen
drong, drongen
gedrongen
Nalegać, napierac
To donate
schenken
schonk, schonken
geschonken
Podarować
To shave
scheren
schoor, schoren
geschoren
Golić, strzyc
To melt
smelten
smolt, smolten
gesmolten
Topnieć, roztapiac
To cut
snijden
sneed, sneden
gesneden
Ciac, kroic
To lose
verliezen,
verloor, verloren
verloren
Stracic, zgubić
To invent
verzinnen
verzon, verzonnen
verzonnen
Zmyślić cos
To fly
vliegen
vloog, vlogen
gevlogen
Latać
To wash
wassen,
waste, wasten
gewassen
Myć
To win
winnen,
won, wonnen
gewonnen
wygrać, zwyciężyć
Pękać
Barsten
Barstte barstten
Zijn gebarsten
Zepsuć (zywnosc)
Bederven
Bedierf bedorven
H/Z bedorven
Oszukać
Bedriegen
Bedroog bedrogen
Haben bedrogen
Zaczynac ( sie)
Beginnen
Begon begonnen
Zijn begonnen
Rozumiec
Begrijpen
Begreep begrepen
H begrepen
Rozkazywac
Bevelen
Beval bevalen
H bevolen
Modlić sie
Bidden
Bad Baden
H gebeden
Oferowac
Biden
Bood boden
H geboden
Gryzc
Bijten
Beet beten
H gebeten