Les 6: Spijsvertering -metabolisme Flashcards

1
Q

Koolhydraten

A

Sachariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lipiden

A

Vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Proteïnen

A

Eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Herbivoren

A

Planteneters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Omnivoren

A

Alleseters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Carnivoren

A

Vleeseters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Farynx

A

Mondholte + keelholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Exocriene cellen

A

Kliercellen met enzymatische werking >

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oesophagus

A

Slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een peristaltische beweging

A

voortduwende/ knedende bewegingen (bij dunne darm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Peptidasen

A

Afbraak eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Carbohydrasen

A

Afbraak koolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lipasen

A

Afrbraak vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nucleasen

A

Afbraak nucleïnezuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klieren van Lieberkühn

A

darmsap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Enterocyten

A

Cel in darmen
monasachariden + azn + capillairen
vetten > lymfestelsel > bloed

17
Q

Poortader

A

Bloed vervoert van darmen, maag, milt en pancreas naar lever (leverpoortader)

18
Q

Anabolisme

A

Het opbouwen van complexere moleculen uit kleinere moleculen via een metabole route (stofwisseling), bekeken op het niveau van de cellen, van de organen of van het hele organisme.

19
Q

Katabolisme

A

Afbreken van grote moleculen in kleinere moleculen in de cellen van een organisme. Grote moleculen als polysachariden, lipiden, nucleïnezuren en proteïnen worden daarbij eerst via hydrolyse afgebroken in kleinere moleculen als monosachariden, vetzuren, nucleotiden en aminozuren.

20
Q

Glycogeen

A

Opgeslagen glucose en koolhydraten in vb. lever

21
Q

Glycolyse

A

Afbraak glucose tot pyrodruivenzuur

22
Q

Glycogenese

A

Vorming van glycogeen wanneer er meer glocose is dan er voor ATP vorming nodig is

23
Q

Glycogenolyse

A

Afbraak van glycogeen als het glucose gehalte te laag is.

24
Q

Homeostase

A

houdt evenwicht/ balans

25
Q

Lipogenese

A

Is een proces in de lever waarbij enkelvoudige suikers, zoals glucose, worden omgezet in vetzuren. Deze vetzuren worden vervolgens, veresterd met glycerol, omgezet in triglyceride.

26
Q

Lipolyse

A

(vetverbranding) is een fysiologisch proces dat plaatsvindt om energie op te wekken in het lichaam. Vetten (hetzij afkomstig uit voeding, hetzij opgeslagen in het lichaam) worden ‘verbrand’ en omgezet in energie (massa-energierelatie).

27
Q

Fermentatie

A

bacteriële vertering cellulose

28
Q

Pensflora

A

fermentatie en eiwitaanmaak