les 5 Flashcards

1
Q

hoe kan je != schrijven bij de where component

A

!= wordt geschreven als <>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe gebruik je de where component

A

WHERE clmn_name conditie
+ je kan ook NOT, OR, AND gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke andere dingen kan je gebruiken bij de where component

A

in
between
like
is null

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe gebruik je ‘(not) in’ bij de where component

A

clmn_name (NOT) IN (…, …, …, …)
is makkelijker dan zoveel OR’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe gebruik je de ‘(not) between’ bij de where component

A

clmn_name (NOT) BETWEEN … AND …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe gebruik je de ‘(not) like’ bij de where component

A

clmn_name (NOT) LIKE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe gebruik je de ‘is (not) null’ bij de where component

A

clmn_name IS (NOT) NULL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly