Les 3 Flashcards
1
Q
- Noem de organen die de lucht passeert alvorens deze de
longen bereikt.
A
Neus, mond, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, luchtpijptakken.
2
Q
- Waaruit bestaat lucht?
A
Samengesteld uit 79% STIKSTOF & 21% ZUURSTOG
3
Q
- Waarop kan een patiënt met luchtwegproblemen reageren?
A
Hoge luchtvochtigheid Temperatuur verschillen Extreme kou en warmte Pollen in de lucht Ijle lucht op grote hoogte
4
Q
- Benoem de 3 faseren van ademhaling
A
- externe ademhaling
- interne ademhaling
- Intermediaire ademhaling
5
Q
- Waarvan zijn leerprestaties afhankelijk?
A
Van de concentratie
6
Q
- Verstrooidheid vloeit voort uit…..?
A
Je niet kunnen concentreren
7
Q
- Waar speelt ritmische ademhaling een belangrijke rol bij?
A
Speelt een rol bij het in balans komen met lichaam, geest en ziel
8
Q
- Benoem 4 punten wat je allemaal met je ademhaling kunt doen.
A
Bevorderen van:
- concentratie
- gezichtsvermogen
- gehoor
- spijsvertering
- ontwikkelen van de zintuigen — smaak, tast
9
Q
- Waarom is het belangrijk dat de hulpverlener zijn eigen emoties
verwerkt heeft?
A
Hij gaat dan advies geven vanuit zijn eigen emoties
10
Q
- Hoe uit het zich wanneer de mens steeds meer het inzicht in
zichzelf kwijtraakt?
A
Ze worden steeds onzekerder. Zelf geen beslissingen meer nemen
en gaan advies vragen aan anderen.
11
Q
- Wanneer er tussen ouder en kind een vertrouwens band is
uit zich dat bij het kind door…….?
A
Door zich veilig en geborgen te voelen.