les 10 schooltaalwoorden Flashcards
iets zo opvatten of bekijken, iets/iemand zo ervaren
beschouwing
opzettelijk expres
moedwillig
weer in elkaar zetten, naspelen
reconstrueren
bruikbaar
relevant
ervan uitgaan, aannemen
veronderstellen
veronderstellen, verscheiden
uiteenlopende
enthousiast
gemotiveerd
er redenen voor geven, stimuleren
motiveren
de beweegraden, waarom je iets doet, het patroon
het motief
geniepig
stiekem
ooit, toen, in de tijd
destijds
met argumenten aantonen dat iets niet waar is
weerleggen
afwisselend
gevarieerd
de afwisseling
de variatie
andere versie, iets anders dan oorspronkelijk, mogelijkheden waaruit je kan kiezen
de variant
regelen, op elkaar afstemmen
coördineren
goedmaken, doen opwegen tegen, vergoeden
compenseren
de tegemoetkoming, de vergoeding
de compensatie
makkelijk te overzien
overzichtelijk
iemand/iets waarover meningen verdeeld zijn
omstreden
antoniem moedwillig
perongelijk
antoniem relevant
irrelevant
zelfstandig naamwoord gemotiveerd
de motivatie
antoniem motiveren
demotiveren
antoniem stiekem
openbaar
zelfstandig naamwoord coördineren
de coördinatie
antoniem overzichtelijk
chaotisch