les 1 histo Flashcards

Algemene uitleg, uitsnijden en fixeren

1
Q

Wat is Histologie en pathologie?

A

Histo=weefsel,logos=kennis- weefsel kennis
Patho= weefsel,logos=kennis=weefsel kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In praktijk

A

In praktijk word er gericht op het onderzoeken van weefsel/cel en hun onderdelen voor het vaststellen van ziekte en het benoemen van die ziekte of wetenschappelijke onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diagnostiek

A

het blootte oog, licht microscoop, elektromicroscoop en andere technische hulp middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goede volgorde die patiëntmateriaal ondergaat vanaf binnenkomst op een histologisch lab tot aan de gesneden coupe in de stoof.

A

Postkamer= ontvangst materiaal
Administratie= Unieke nummer
Uitsnijkamer= snijden, spoelen, fixeren, beschrijven en uitsnijden.
Inbedruimte= inbedden van weefsel in cassettes.
snijruimtes= maken van coupes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar komt het onderzoeksmateriaal vandaan

A

overledenen
proefdieren
levende=punctie, operatie kamer en spontaal verloren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aanvraagformulier en het materiaal.

A

De meeste aanvragen voor een PA- onderzoek hoeven niet van te voren aangekondigd worden.
Uitzonderingen hier op zijn cytologische punctie door een patholoog en peroperatieve vriescoupe diagnostiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het laboratorium: Administratie

A

Unieke nummer geven
Bv: T21-00001=patiëntennummer
T= tissue/weefsel
S= sectie
C= cytologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Administratie

A

Verwerking resultaten G2 speech: Het verwerken van resultaten met spraakherkenning.
Invoering Pathologie Informatie Systeem (PALGA):
PALGA staat voor Pathologische-Anatomische landelijke Geautomatiseerd Archief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is resectie, Excisiebiopt en Incisiebiopt

A

resectie: Afname van (delen) van organen
Excisiebiopt: gehele afwijkende weefsel word afgenomen
Incisiebiopt: deel van het afwijkende weefsel afgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sagittale vlak

A

verdeelt het lichaam in een linker en rechterdeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Midsagittale (mediaan)

A

vlak dat het lichaam precies middendoor deelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

frontaal

A

vlak verdeelt het lichaam in dorsale en ventrale gedeelten (bij mensen voor en achtergedeelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

transversaal

A

vlak verdeelt het lichaam in een craniaal en caudaal gedeelte, bij de mens in een boven en ondergedeelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn kenmerken van autolyse?

A

zwelling, krimpen van cellen, cytoplasma word eosinebleker of verdwijnt, de nucleus wordt eosinefiel, verdwijnt en de kern verdwijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Autolyse.

A

Autolyse is het proces waar de cel zichzelf vernietigt. Dit vind plaats bij beschadigt of stervend weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe kan je autolyse voorkomen

A

Autolyse kan je voorkomen door zo snel mogelijk de fixeren als dat niet gelijk mogelijk is kan moet je het in bewaren in vloeistof, vaccumeren en koelen.

17
Q

fixatie methodes

A

chemische fixatie, vriesdrogen en hitte fixatie

18
Q

Enkelvoudige fixatieven

A

Formalhyde, alcohol. word het vaakst gebruikt in een PA lach

19
Q

Meervoudige fixatieven

A

zenker, cornoy, boun en Helly

20
Q

ideaal fixatief

A

autolyse moeten stoppen, structuren moeten behouden, reactiegroepen intact houden, snijbaarheid garanderen, geen artefacten veroorzaken, milieuvriendelijk zijn en niet duur zijn.

21
Q

waar word de keuze van een fixatief door bepaald.

A

morfologie cellen, chemische substanties en speciale technieken.

22
Q

2 hoofdgroepen fixatief

A

coaguleren: uitvlokken van eiwitten (ehtanol, methanol, aceton0
cross-linken: neerslaan van eiwitten

23
Q

formaldehyde (CH2O)

A

is een gas met een zeer sterke onaangenamen geur, het is de eenvoudige organische verbinding van de aldehydegroep.

24
Q

Paraformaldehyde

A

polymeer van formaldehyde

25
Wat zijn chemische substanties, en worden ze allemaal gefixeerd?
Dit zijn koolhydraten, eiwitten, vetten en kernzuren. Vetten zijn moeilijk te fixeren.
26
factoren die nodig zijn bij een goede fixatie
Aard van weefsel ( cytologisch versus histologisch) fixatietijd (onder fixatie, optimale fixatie, oover fixatie) Buffer ( type concentratie – PH constant) Concentratie fixatief ( 10%) =teveel crosslinks- te hard weefsel Fixatie tempratuur Penetratiesnelheid fixatief
27
Veranderingen die kunnen optreden voor en na het fixeren
uitsnijden, Autolyse en fixatie artefacten- formalidepigment
28