Les 1 Flashcards

1
Q

De bezienswaardigheden

A

Iets wat de moeite waard is om de bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het contrast

A

Een tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De delta

A

Gebied waar een rivier in kleinere riviertjes vertakt en dan de zee instroomd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dichtbevolkt

A

Waar veel mensen wonen per vierkante meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dunbevolkt

A

Waar weinig mensen wonen per vierkante meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Immens

A

Enorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het karakter

A

Een Chinees teken of woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Metropool

A

Wereldstad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mild

A

Zacht en vriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omgangsvorm

A

Een manier waarop je met elkaar omgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onherbergzaam

A

Daar kun je niet makkelijk wonen door het klimaat of landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oosters

A

Dat zeg je van iemand die in het oosten van Europa woont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Roerbakken

A

Op een hoge temperatuur kort bakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het schriftsysteem

A

De manier waarop de taal geschreven is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Terracotta

A

Roodbruin aardewerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Toonhoogte

A

Hoe hoog of laag een klank is

17
Q

Trekpleister

A

Een plek waar mensen graag naartoe willen

18
Q

Zich uitstrekken

A

Een bepaalde oppervlakte innemen

19
Q

De verscheidenheid

A

De afwisseling, de variatie

20
Q

De verscheidenheid

A

De afwisseling, de variatie

21
Q

Vertoeven

A

Ergens een tijdje zijn