les 1 Flashcards

1
Q

aangetrouwd

A

Bij een familie horen, doordat je met iemand van die familie getrouwd bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

adopteren

A

Het kind van een ander in je gezin opnemen, waardoor het volgens de wet jouw kind wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afstammen

A

Oorspronkelijk familie van iemand zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de anekdote

A

Een kort verhaal, meestal over een leuke gebeurtenis uit iemands leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de autobiografie

A

Een boek, waarin iemand zijn eigen leven beschrijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het familiewapen

A

Een figuur, meestal in de vorm van een versierd schild, waaraan je een familie herkent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de genen

A

De deeltjes in de cellen die ervoor zorgen dat erfelijke eigenschappen van ouders overgaan op de kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het gezinsleven

A

Het dagelijks leven in een gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hecht

A

als je een sterke band met elkaar hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de kennisgeving

A

De mededeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het ouderlijk huis

A

Het huis waar je ouders wonen en waar je opgroeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de pleegzorg

A

De zorg voor kinderen die niet bij hun eigen ouders kunnen wonen en tijdelijk in een ander gezin wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de roepnaam

A

de naam waarmee je aangesproken wordt, vaak een afkorting van je officiele naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De schoonzus

A

De zus van degene met wie je getrouwd bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De stamboom

A

Een schema, vaak in de vorm van een boom, waarin je kunt zien van wie je afstamt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de traditie

A

Een gewoonte of gebruik dat van ouders op kinderen overgaat.

17
Q

de verwantschap

A

Het verwant-zijn, familie van elkaar zijn

18
Q

de voogd

A

Iemand die wettelijk verantwoordelijk is voor een kind, vaak in plaats van de eigen ouders.

19
Q

de voorouder

A

iemand die vroeger heeft geleefd en van wie je oorspronkelijk familie bent

20
Q

de zwager

A

De broer van degene met wie je getrouwd bent. Of de man met wie jouw broer of zus getrouwd is.