les 1 Flashcards
aangetrouwd
Bij een familie horen, doordat je met iemand van die familie getrouwd bent.
adopteren
Het kind van een ander in je gezin opnemen, waardoor het volgens de wet jouw kind wordt.
afstammen
Oorspronkelijk familie van iemand zijn
de anekdote
Een kort verhaal, meestal over een leuke gebeurtenis uit iemands leven.
de autobiografie
Een boek, waarin iemand zijn eigen leven beschrijft.
het familiewapen
Een figuur, meestal in de vorm van een versierd schild, waaraan je een familie herkent.
de genen
De deeltjes in de cellen die ervoor zorgen dat erfelijke eigenschappen van ouders overgaan op de kinderen
het gezinsleven
Het dagelijks leven in een gezin
hecht
als je een sterke band met elkaar hebt.
de kennisgeving
De mededeling
het ouderlijk huis
Het huis waar je ouders wonen en waar je opgroeit.
de pleegzorg
De zorg voor kinderen die niet bij hun eigen ouders kunnen wonen en tijdelijk in een ander gezin wonen.
de roepnaam
de naam waarmee je aangesproken wordt, vaak een afkorting van je officiele naam
De schoonzus
De zus van degene met wie je getrouwd bent.
De stamboom
Een schema, vaak in de vorm van een boom, waarin je kunt zien van wie je afstamt.
de traditie
Een gewoonte of gebruik dat van ouders op kinderen overgaat.
de verwantschap
Het verwant-zijn, familie van elkaar zijn
de voogd
Iemand die wettelijk verantwoordelijk is voor een kind, vaak in plaats van de eigen ouders.
de voorouder
iemand die vroeger heeft geleefd en van wie je oorspronkelijk familie bent
de zwager
De broer van degene met wie je getrouwd bent. Of de man met wie jouw broer of zus getrouwd is.