Leren Toets 28 Oktober Flashcards
1
Q
Quelque chose
A
Iets
2
Q
J’aime
A
Ik vind (het) leuk
3
Q
On jou
A
Wij spelen
4
Q
On adore
A
Wij zijn gek op
5
Q
Pour
A
Voor
6
Q
Un peu
A
Een beetje
7
Q
il y a
A
Er is, er zijn
8
Q
Le truc
A
Het ding
9
Q
On rigole
A
Wij lachen
10
Q
Souvent
A
Vaak
11
Q
Toujours
A
Altijd
12
Q
Avec
A
Met
13
Q
Vraiment
A
Echt
14
Q
Il a quel age?
A
Hoe oud is hij?