leren 3.12 Flashcards

1
Q

Hoe dichter de transmissie naar 1, hoe …

A

beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kathode

A

negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anode

A

Positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Effect van mAs verlagen op beeldruis

A

beeldruis toename (minder straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Effect van mAs verlagen op bewegingsonscherpte

A

bewegingsonscherpte afname (opnametijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Effect van extra buisfilter op beeldruis

A

beeldruis toename (minder straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effect van extra buisfilter op beeldcontrast

A

beeldcontrast afname (hardere straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effect van kV verlagen op beeldcontrast

A

beeldcontrast toename (minder straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Effect van kV verlagen op beeldruis

A

beeldruis toename (minder straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Effect van FD vergroten op beeldcontrast

A

beeldcontrast afname (hardere straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Effect van FD vergroten op beeldruis

A

beeldruis toename (minder straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Effect van FD vergroten op beweginsonscherpte

A

beweginsonscherpte afname (minder vergroting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Effect van FD vergroten op geometrische onscherpte

A

geometrische onscherpte afname (minder vergroting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Effect van bundel verkleinen op beeldcontrast

A

beeldcontrast toename (minder strooistraling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Effect van bundel verkleinen op beeldruis

A

beeldruis toename (minder strooistraling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geabsorbeerde dosis

A

dosis in 1 punt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

equivalente dosis

A

geabsorbeerde dosis keer stralingsweegfactor (1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

effectieve dosis

A

equivalente dosis keer weefselweegfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de God van stralingswetgeving op de wereld

A

ICRP

20
Q

stralingswetgeving in Nederland

A

Kern Energie Wet

21
Q

hierin staan concrete afspraken over rechtspositie en bevoegdheden in radiologie van Nederland

A

Bbs

22
Q

vergroting OPG

A

1,25

23
Q

vergroting BW

A

1,1

24
Q

effectieve dosis intra orale opname

A

3 microSv

25
Q

effectieve dosis OPG

A

15 microSv

26
Q

fosforescentie techniek (fosforplaatje)

A

computed radiography

27
Q

fluorescentie techniek (sensor)

A

digitale radiografie

28
Q

acceptatie bundelgrootte

A

35 bij 45 mm

29
Q

acceptatie afwijking 70 kV

A

max 10%

30
Q

acceptatie afwijking opnametijd 0,1s

A

max 20%

31
Q

acceptatie dosis ondermolaarstreek

A

DRN 4 mGy

32
Q

acceptatie halveringsdikte

A

2,1-2,4 mm Al

33
Q

acceptatie lekstraling

A

max 1 mSv/uur

34
Q

bij verhoging van de spanning (kV) verandert de …

A

stralenkwaliteit en stralenkwantiteit

35
Q

bij verhoging van de stroom (mA) verandert de …

A

stralenkwantiteit

36
Q

radiolucentie

A

zwarting

37
Q

radiopaak

A

grijs/wit

38
Q

sinus/foramen/fossa/canalis

A

radiolucent

39
Q

linea/spina/protuberantia

A

radiopaak

40
Q

van onder naar boven bestralen

A

caudo-craniaal

41
Q

van boven naar onder bestralen

A

cranio-caudaal

42
Q

ICDAS 1 staat gelijk aan radio …

A

E1

43
Q

ICDAS 2 staat gelijk aan radio …

A

E2 of D1

44
Q

ICDAS 3 of 4 staat gelijk aan radio …

A

D2

45
Q

ICDAS 5 of 6 staat gelijk aan radio …

A

D3