Lektion 5 hoofdstuk 3 Flashcards
1
Q
der Alltag
A
het dagelijks leven
2
Q
bedeuten
A
betekenen
3
Q
fehlen
A
ontbreken
4
Q
fertig
A
klaar
5
Q
der Grund
A
de reden
6
Q
je … desto
A
hoe … hoe
7
Q
komisch
A
vreemd, raar
8
Q
die Umfrage
A
de enquête
9
Q
die Zeitung
A
de krant
10
Q
die Zutaten
A
de ingrediënten