Lektion 5 DU-NL Flashcards
1
Q
Der alltag
A
Het dagelijkse leven
2
Q
Bedeuten
A
Betekenen
3
Q
Fehlen
A
Ontbreken
4
Q
Fertig
A
Klaar
5
Q
Der grund
A
De reden
6
Q
Je….desto
A
Hoe….hoe
7
Q
Komisch
A
Vreemd
8
Q
Die umfrage
A
De enquête
9
Q
Zeitung
A
Krant
10
Q
Zutaten
A
Ingrediënten