Lektion 1 Flashcards
1
Q
vertaal het volgende: anziehen
A
aantrekken
2
Q
vertaal het volgende: brauchen
A
nodig hebben
3
Q
vertaal het volgende: empfehlen
A
aanbevelen
4
Q
vertaal het volgende: die Ernährung
A
de voeding
5
Q
vertaal het volgende: fast
A
bijna
6
Q
vertaal het volgende: das Gefühl
A
het gevoel
7
Q
vertaal het volgende: die Gesundheit
A
de gezondheid
8
Q
vertaal het volgende: heutzutage
A
tegenwoordig
9
Q
vertaal het volgende: der körper
A
het lichaam
10
Q
vertaal het volgende: das Nahrungsmittel
A
het voedingsmiddel
11
Q
vertaal het volgende: die Süßigkeiten
A
de snoep(jes), de zoetigheid
12
Q
vertaal het volgende: der sucker
A
de suiker