Lektion 1 Flashcards
1
Q
Bekommen
A
Krijgen
2
Q
Brauchen
A
Nodig hebben
3
Q
Heute
A
Vandaag
4
Q
Keine Ahnung
A
Geen idee
5
Q
Nur
A
Maar
6
Q
Reichen
A
Genoeg zijn
7
Q
Die schulsachen
A
De schoolspullen
8
Q
Sogar
A
Zelfs
9
Q
Das taschengeld
A
Het zakgeld
10
Q
Die woche
A
De week