"Leereenheid 1 Inleiding besturingssystemen" Flashcards
Woordenlijst
Asynchrone I/O
I/O waarbij na het geven van de I/O-opdracht het proces in principe verder gaat zonder te wachten op voltooiing van de I/O-opdracht; afhandeling van de interrupt geeft aan wanneer de I/O-opdracht is afgerond. Asynchrone I/O is gecompliceerder dan synchrone I/O, maar biedt meer mogelijkheden.
Base register (basisregister)
Register dat er samen met het limitregister voor zorgt dat een beperkt deel van het geheugen geadresseerd kan worden.
Bootstrapprogramma
Opstartprogramma dat na het aanzetten van de computer de CPU-registers en het geheugen initialiseert en de kernel in het geheugen plaatst en opstart.
Cachebeheer / Cache management
Het beheren (plaatsen en verwijderen van data) van het cachegeheugen op een zodanige manier dat zoveel mogelijk data en instructies die de CPU nodig heeft, in de cache staan.
Cachegeheugen
Een vorm van geheugen, meestal uitgevoerd met statische RAM-ic’s, die hiërarchisch en qua responstijd past tussen enerzijds het zeer snelle geheugen gevormd door de interne registers binnen de CPU en anderzijds het veel tragere RAM, meestal bestaande uit dynamische ic’s.
Coherency (coherentie) van data
Voorwaarde dat dezelfde data die op meerdere plaatsen in het computersysteem voorkomen (bijvoorbeeld in verschillende lokale caches) bij verandering geen tegenstrijdigheden opleveren.
Consistency van data
Het ontbreken van strijdigheid tussen kopieën van dezelfde data die op meerdere plaatsen in een gedistribueerd computer-systeem te vinden zijn en de master-kopie.
Controller
Besturingseenheid van een randapparaat, die ook – middels registers en (bijvoorbeeld interrupt-)signalen – zorgt voor de communi-catie met de CPU.
CPU-scheduling
Het toewijzingsbeleid van niet (op I/O) wachtende processen voor (verdere) verwerking door de CPU.
CPU timer
Timer die een signaal afgeeft als de CPU-tijd van een proces beëindigd moet worden.
DMA
Direct memory access: speciale voorziening verzorgd door een DMA-besturingseenheid waardoor data tussen het geheugen en een randapparaat of vice versa getransporteerd kunnen worden zonder tussenkomst van de CPU.
Exception
Foutconditie bij het uitvoeren van een instructie; wordt afgehandeld als een interrupt.
Gebruikersmodus / User mode
Toestand van het computersysteem waarin een gebrui-kersproces actief is en het aanroepen van bevoorrechte instructies geblokkeerd wordt.
Geheugenbeheer (memory management)
Het toewijzen van de geheugenruimtes aan de processen die de CPU aan het verwerken is.
I/O
Input/output; overdracht van data tussen een randapparaat en het geheugen of vice versa.