leefomgeving hfst 3&4 Flashcards

leren

1
Q

re-urbanisatie

A

Bevolkingsgroei in een stad na een periode van suburbanisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ruimtelijke ordening

A

Het maken van plannen over de (her)inrichting van de ruimte in een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ruimtelijke segregatie

A

Ruimtelijke scheiding van kansarme en kansrijke (etnische) groepen in een stad of gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sciencepark

A

Een gebied, vaak bij een universiteit, waar hoger onderwijs, hoogwaardig onderzoek en kennisintensieve bedrijven bij elkaar zitten, wat mogelijkheden schept om van elkaars aanwezigheid en kennis gebruik te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

smart city

A

Stad die door de inzet van slimme technologie (ICT), creativiteit, innovatie en kennis aantrekkelijker, duurzamer en leefbaarder wil worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sociale cohesie

A

De samenhang in een maatschappij, zoals die van een land of een wijk of buurt, waaruit blijkt of mensen veel of goed met elkaar kunnen en willen omgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale (on)veiligheid

A

Bescherming of het gebrek daaraan, of het zich (niet) beschermd voelen tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door of dreigt van de kant van menselijk handelen in de openbare ruimte. Er wordt onderscheid gemaakt in subjectieve en objectieve veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale polarisatie

A

Toename van de sociaaleconomische tegenstellingen tussen groepen mensen met verschillende sociaal- economische achtergronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

transformatie

A

Het door een verbouwing veranderen van de functie van bestaande gebouwen, zoals leegstaande bedrijf panden die worden omgebouwd tot woningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

urbanisatie

A

Stijging van het percentage mensen dat in de stad woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verzorgingsgebied

A

Het gebied rondom een stad dat voor alle stedelijke voorzieningen is aangewezen op die stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vinex

A

Nota van de overheid voor de ruimtelijke ordening in Nederland. Afkorting van Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vinex-wijk

A

Grootschalige nieuwe woningbouwlocatie aan de rand van een stad. vooral bedoeld om aan de groeiende vraag naar woningen in de buurt van) de stad te kunnen voldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorzieningenniveau

A

Het aanbod van bedrijven, activiteiten en diensten in een bepaald gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wijk- en buurtprofiel

A

Typering van een wijk of buurt met daarin de woning kenmerken, bewonerskenmerken en de kenmerken van de woonomgeving. Er worden zowel objectieve a subjectieve gegevens opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

woningkenmerk

A

Eigenschap van woningen, zoals woningtype, ouderdom, eigendom en woningwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

woningtype

A

De soort woning, zoals een portiekflat (hoogbouw) en een rijtjeswoning (laagbouw).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

stadsgewest

A

Stad met voorsteden eromheen die onderling veel contact hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

stadsvernieuwing

A

Proces van het opknappen van woningen en de openbare ruimte in stadswijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

stedelijk gebied

A

Stadsgewesten die (bijna) aan elkaar zijn vastgegroeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

stedelijk netwerk

A

Groep steden die onderling sterk verbonden is door contacten tussen bedrijven, overheden en instellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

subjectieve (on)veiligheid

A

Mate waarin iemand zich in zijn woon- en leefsituatie door misdrijven, overtredingen en ernstige overlast al dan niet bedreigd voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

suburbanisatie

A

De verstedelijking van het platteland door migratie vanuit de stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

toegankelijkheid

A

Mate waarin de openbare ruimte vrij en goed te gebruiken is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
toezicht
Mate waarin de openbare ruimte in het oog wordt gehouden met bijvoorbeeld camera's, buurtteams of wijkagenten.
26
afwenteling in ruimte
Het overdragen van milieuproblemen en sociaal- economische problemen aan andere gebieden.
27
agglomeratie
Een stad met daaraan vastgegroeide voorsteden en dorpen.
28
belevingseconomie
Economie waarbij niet het product of de dienst centraal staat, maar de beleving ervan door de klant.
29
bewonerskenmerk
Eigenschap van de mensen in een buurt of wijk, zoals huishoudenstype, inkomen en leeftijd.
30
centrale stad
De belangrijkste stad in een agglomeratie.
31
groeikern
Door de overheid aangewezen gemeente op niet al te grote afstand van een grote stad die de suburbanisatie moet opvangen.
32
herstructurering
Proces waarbij een verouderd en verloederd gebied in de stad planmatig en meestal grootschalig wordt vernieuwd. Vaak verandert daardoor de functie van het gebied.
33
huishoudenstype
De omvang en samenstelling van een huishouden, zoals een eenoudergezin of een stel zonder kinderen.
34
huishoudverdunning
Afname van het gemiddelde aantal mensen dat samen in een huis woont.
35
kenniseconomie
Economie waarin een belangrijk deel van de economische groei en innovaties voortkomt uit (wetenschappelijke, technische) kennis.
36
circulaire economie
Economie waar niets wordt weggegooid en alles wordt hergebruikt.
37
landschapsvervuiling
Plaatsing van objecten of het nemen van maatregelen die het landschap verstoren.
38
leefbaarheid
Mate waarin een gebied, zoals een woonwijk, geschikt en prettig is om in te leven.
39
compactestadbeleid
Beleid om meer woningen te bouwen in en tegen de stad aan.
40
creatieve stad
Stad met veel nieuwe ontwikkelingen en innovatieve activiteiten. Een relatief groot aandeel van de stedelijke beroepsbevolking werkt in creatieve en culturele beroepen en bedrijfstypen.
41
demografische krimp
Afname van de bevolking in een bepaald gebied. Heet ook bevolkingskrimp.
42
drempelwaarde
Het minimum aantal mogelijke klanten of bezoekers dat een voorziening nodig heeft om te kunnen blijven bestaan.
43
duurzame stad
Stad die zo duurzaam mogelijk probeert te zijn, bijvoorbeeld door het verbruik van natuurlijke hulp- bronnen zo laag mogelijk te houden door de inzet van hernieuwbare grondstoffen (bijvoorbeeld duurzame energie en bouwmaterialen) en de milieuvervuiling zo klein mogelijk te houden.
44
milieuvervuiling
Verontreiniging van bodem, water of lucht door uitstoot van schadelijke stoffen door de mens.
45
mobiliteit
De verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoermiddel.
46
objectieve (on)veiligheid
Gemeten en geregistreerde criminaliteit in de openbare ruimte (waaronder diefstal, vernieling, mishandeling en ernstige overlast).
47
onderhoud
Mate waarin de openbare ruimte tijdig wordt opgeruimd, schoongemaakt en hersteld.
48
openbare ruimte
Grondgebied in de gemeente dat eigendom en in beheer is van de overheid en dat in principe voor alle burgers toegankelijk is.
49
energietransitie
Overgang van het gebruik van fossiele energie- bronnen naar duurzame energiebronnen.
50
gentrificatie
Het proces van opwaardering van een wijk, waarbij het aantrekken van kapitaalkrachtige nieuwe bewoners/ gebruikers gepaard gaat met de verdrijving van de lagere sociaaleconomische klassen uit die wijk.
51
overzichtelijkheid
Mate waarin de openbare ruimte is ingericht zonder obstakels die het zicht belemmeren.
52
publiek-private samenwerking (pps)
Samenwerking van particuliere organisaties, bedrijven en overheden waarbij kennis en kapitaal worden gedeeld om een zo goed mogelijk resultaat te behalen en om de baten en lasten van projecten rechtvaardig over de samenleving te verdelen.
53
reikwijdte
De maximale afstand die mensen willen reizen om gebruik te maken van een voorziening.
54
agglomeratievoordeel
Het voordeel dat bedrijven hebben doordat ze vlak bij elkaar en andere instellingen en organisaties gevestigd zijn.
55
economisch cluster
Een groep bedrijven en instellingen die nauw aan elkaar gerelateerd zijn en in de nabijheid van elkaar voorkomen.
56
Groene Hart
Het relatief dunbevolkte en groene natuur, recreatie- en landbouwgebied in de Randstad.
57
grootstedelijke functie
Voorziening die je alleen in of bij grote steden kunt vinden, zoals een concertgebouw, universiteit of gespecialiseerd ziekenhuis.
58
kosmopolitisme
Het gevoel van mensen die zich verbonden voelen met de mensheid in het algemeen, dat sterker is dan enig gevoel van nationale of regionale identiteit. Heet ook wereldburgerschap.
59
ruimtelijk beleid
Het plannen van de toekomstige inrichting van een gebied, zoals het spreidingsbeleid, het concentratie beleid, de structuurvisies en de omgevingsvisie.
60
structuurvisie
Rapport waarin de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid staan en dat als uitgangspunt dient voor de toekomstige inrichting van een gebied, bijvoorbeeld de Structuurvisie Randstad 2040.
61
wereldstad
Stad die binnen het wereldsysteem op economisch, cultureel en/of politiek gebied een toonaangevende leidende rol heeft. Heet ook global city of metropool.
62
Zuidvleugel
De zuidelijke zone van de Randstad met Rotterdam en Den Haag als belangrijkste steden.
63
mainport
Het belangrijkste knooppunt in een mondiaal transportnetwerk waar intercontinentaal vervoer aansluit op continentale, nationale en regionale netwerken via het water, de weg, door de lucht en per spoor.
64
metropool
Zie wereldstad.
65
metropoolvorming
Het uitgroeien van een stedelijk gebied tot een metropool.
66
Noordvleugel
De noordelijke zone van de Randstad met Amsterdam en Utrecht als belangrijkste steden.
67
omgevingsvisie
Nieuw ruimtelijk beleid voor de fysieke leefomgeving waarin de belangen van alle ruimtegebruikers worden meegenomen. Rijk, provincie en gemeenten stellen de omgevingsvisie op voor hun hele grondgebied.
68
Randstad
Het culturele, politieke, demografische en economische centrum van Nederland bestaande uit een ring van steden rondom het Groene Hart in het westen van Nederland.