Lean Flashcards

Begrippen leren

1
Q

5S

A

Een techniek voor het�organiseren�van de werkomgeving. Deze techniek heeft als doel om verspillingen inzichtelijk te maken op de werkvloer, zodat daarop kan worden geacteerd. Elke S staat voor een stap richting een georganiseerde werkplek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5x waarom

A

Een techniek die helpt om tot grondoorzaken van een probleem te komen door herhaaldelijk (5x) de Waarom-vraag te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6-3-5 methode

A

Een creativiteitstechniek om alle deelnemers van een groep input te laten geven: 6 personen, geven in 5 ronden telkens 3 verbetersuggesties m.b.t. een bepaald probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

A3

A

Een instrument om de voortgang van een procesverbetering/verbeterproject te presenteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Andon

A

Een lichtsignaal die gaat branden als er iets mis is. Daarmee is het een visueel hulpmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Availability

A

De beschikbare tijd in een proces. Wanneer een werknemer vier uur per dag werkt, dan is hij of zij vier keer 60 minuten = 240 minuten beschikbaar voor een processtap (availability).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Betrouwbaarheid

A

De reproduceerbaarheid van je meting. Betrouwbaar zijn metingen die onder dezelfde omstandigheden herhaald, (nagenoeg) dezelfde uitkomst geven. Data is betrouwbaar (precies) als er zo min mogelijk toevallige fouten worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bottleneck

A

De zwakste schakel (lees processtap) in een proces. Dit bepaalt of een proces kan voldoen aan de klantwens. Wanneer de cyclustijd van een processtap hoger is dan de takttijd, noemen we dat een�bottleneck.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Coaching-Kata

A

Een cycli voor leidinggevende om medewerkers te coachen in de verbeter-kata. Het biedt een routine voor leidinggevenden en heeft een vaste structuur met 5 vragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Continue flow/one piece flow

A

Het uitvoeren van processen waardoor geen tussenvoorraad ontstaat tussen processtappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Convergentie

A

Het selecteren van de beste oplossingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Critical to Quality (CTQ)

A

Een meetbare eigenschap van de klantwens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Current state

A

Een weergave van de waardestroom in de huidige situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cyclustijd

A

De tijd die verstrijkt tussen achtereenvolgende producten of diensten uit een processtap of het proces. Wanneer de cyclustijd kleiner is dan de takttijd, is het proces in staat om aan de klantvraag te voldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dedication

A

Hoeveelheid tijd die een medewerker beschikbaar heeft om aan een bepaalde servicefamilie (project of taak) te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Divergentie

A

Het genereren van zoveel mogelijk verschillende idee�n.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

DMAIC

A

Een gegevensgestuurde verbetercyclus waarin achtereenvolgend de volgende stappen worden doorlopen: Define, Measure, Analyse, Improve en Control

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

DMAIC: 1. Define

A

1e fase in de DMAIC: Formuleer het probleem en geef aan waar dit zich in het proces afspeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

DMAIC: 2. Measure

A

2e fase in de DMAIC: Verzamel data over het probleem en de mogelijke oorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

DMAIC: 3. Analyse

A

3e fase in de DMAIC: Bepaal de grondoorzaken van het probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

DMAIC: 4. Improve

A

4e fase in de DMAIC: Bedenk oplossingen, test ze en implementeer ze indien ze het gewenste resultaat opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

DMAIC: 5. Control

A

5e fase in de DMAIC: Het borgen van de verbeteringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Doorlooptijd

A

De tijd die een product of dienst nodig heeft om het gehele proces te doorlopen.. De�doorlooptijd�van een proces is de totale�bewerkingstijd�plus�wachttijd�van een product of dienst in het gehele proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Effectiviteit

A

Neemt toe als meer/betere producten of diensten worden geleverd in hetzelfde tijdsbestek. Heeft betrekking op output (e.g. hoeveelheid, kwaliteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Efficientie
Neemt toe als hetzelfde resultaat wordt geleverd met minder middelen. Heeft betrekking op het proces (e.g. inspanning, hoe iets wordt uitgevoerd).
26
Eindklant
De eind afnemer die betaalt voor de services of het product wat de organisatie levert.
27
Failsafe
Een methode die er toe leidt dat er geen fouten kunnen worden gemaakt.
28
FIFO
Een vooraadbeheersingsmethode waarbij hetgeen (e.g. goederen, orders) wat er het eerst in komt, ook het eerst weer uit gaat.
29
First time through (FTT)
FTT staat voor�First Time Through. Het betreft een percentage�dat aangeeft hoe veel van de services in een keer goed naar de volgende processtap gaan. Het is dus een maatstaf voor kwaliteit.�
30
Flow
Een van de 5 lean principes. Bij flow is er een ononderbroken, ongehinderde en continue doorstroming van het product of de service door het proces. Er is Flow indien alle stappen in het proces elkaar opvolgen zonder dat er wachttijden ontstaan, fouten worden gemaakt en zaken opnieuw moeten gebeuren.
31
Future state
Een weergave van de waardestroom voor het toekomstige proces, ofwel hoe het proces er na verbeteringen uit moet komen te zien.
32
Gemba
De werkvloer.
33
Gemba-walk / Go-to Gemba
Met eigen ogen de processen op de werkvloer bekijken.
34
Genchi Genbutsu
Genchi betekent 'de plek', Genbutsu 'de middelen'. Daarmee wordt bedoeld: ga de werkvloer op en kijk! Dat is de plaats waar waarde wordt toegevoegd.
35
Heijunka
Het balanceren van type en hoeveelheid producten/werk over een vaste tijdsperiode. Het is een systeem om nivellering (verkleinen van verschillen) te bereiken om zo een consistentere flow in de productie te brengen.
36
Heijunka box
Een instrument dat voor Heijunka kan worden ingezet. Het is een vakkenkast waarin elk vakje staat voor 1) een tijdvak en 2) een specifiek product- of service. Al het werk dat moet worden verricht op een dag kan worden verdeeld over de vakken zodat leegstand of�overbelasting (muri)�wordt voorkomen.
37
Interne klant
Een medewerker (vaak binnen de organisatie) die de output van een voortgaand proces ontvangt als input voor zijn eigen werk.
38
Ishikawa (visgraatdiagram)
Een hulpmiddel of instrument om mogelijke (grond)oorzaken van problemen in kaart te brengen. De oorzaken worden gegroepeerd. Het instrument is geschikt om te gebruiken in een brainstormsessie.
39
Jidoka
Lean principe dat staat voor het automatisch inbouwen van kwaliteit in het proces. Het achterliggende idee is dat een product pas naar de volgende processtap mag gaan wanneer het edefectvrij is. Als er een defect/fout voorkomt wordt het proces stilgeleged tot een oplossing is gevonden.
40
Job instructie
Onderdeel van Training within industry: een programma dat leiddinggevenden opleidt om werknemers te instrueren, zodanig dat zij hun werk snel eigen kunnen maken en tegelijkertijd correct en veilig kan uitvoeren.
41
Job methods
Onderdeel van Training within industry: een programma waarin optimalisatie van de beschikbare mensen, middelen en machines centraal staat met als doel dat leiddinggevenden de werkmethoden kunnen verbeteren.
42
Job relation
Onderdeel van Training within industry: leidt leiddinggevenden op in het stimuleren van een probleemoplossende houding.
43
Job safety
Onderdeel van Training within industry: het zorgen voor een veilige werkplek en werkomgeving waardoor de kans op ongelukken verkleint en de eventuele impact van een ongeluk geminimaliseerd wordt.
44
Just In Time (JIT)
Een methodiek ten behoeve van voorraadbeheersing waarbij het principe voor het aanleveren van goederen kan worden samengevat als: "Zo laat mogelijk, maar toch op tijd".
45
Kaizen
Letterlijke vertaling: "Veranderen naar beter" of "verbetering". Kaizen staat voor een gestructureerde aanpak bestaande uit 6 stappen om problemen gestructureerd op te lossen: 1) Definieer het probleem, 2) Meten en analyseren, 3) Oplossingen, 4) Plan maken, 5) uitvoeren, 6) Controleren en borgen.
46
Kanban
Het systeem werkt met kaartjes (of digitale signalen) die doorgeven aan de voorgaande processtap dat er weer geproduceerd moet worden omdat de voorraad op is.
47
KANO-model
Een model om behoeften van de klantwens te prioriteren. Het model maakt onderscheid tussen drie categorie�n behoeften: Must be, More is better, Delighters.
48
Kata
Vrij vertaald: "manier van dingen doen". Het is een patroon of vorm om een lean cultuur te stimuleren. Zie Verbeter-Kata en Coaching-Kata.
49
Ketenproces
Een proces dat de muren van een bedrijf overstijgt in de totale waardestroom.
50
Lerend perspectief 1: Singe-loop learning
Een lerend perspectief dat gaat over wat we doen en hoe dat beter kan. De aanname is dat het probleem en de oplossing dicht bij elkaar liggen.
51
Lerend perspectief 2: Double-loop learning
Een lerend perspectief dat gaat over hoe we het doen en of we wel de goede dingen doen. We zoeken hierbij naar inzichten waarom oplossingen werken en bekijken en beschouwen aannames.
52
Lerend perspectief 3: Triple-loop learning
Een lerend perspectief dat gaat over waarom mensen tot bepaalde keuzes komen. Hierbij doen we onderzoek naar de principes en waarden. We proberen te begrijpen hoe problemen en oplossingen aan elkaar gerelateerd zijn.
53
Management time frame
Een ander woord voor Management Time Frame is een�pitch. Dat is een zelf gekozen�veelvoud van de takttijd�wanneer je controleert of het proces loopt zoals gepland.
54
Muda
Staat voor 'verspilling'. Er zijn acht soorten verspillingen: Overproductie, Wachten, Transport, Overbewerking, Voorraad, Defecten, Beweging, Talent.
55
Mura
Staat voor 'variatie'. Het gaat zowel om variatie in het proces als voor variatie in klantvraag. Variatie (onregelmatigheid, onbalans) kan leiden tot verspilling.
56
Muri
Staat voor 'overbelasting'. Dit ontstaat als de (beschikbare) capaciteit in een organisatie (machines, materiaal maar just ook mensen) de (klant)vraag niet aankan.
57
Pacemaker
Het punt (processtap) in een waardestroom of proces waarin het werk wordt vrijgegeven. Vanuit lean wordt een proces idealiter vanuit ��n punt aagestuurd om aan de klantvraag (takttijd) te voldoen. Dit noemen we de pacemaker.
58
Pareto analyse
Een analyse die kan helpen om de belangrijkste oorzaken van een probleem te achterhalen met behulp van de 80/20 regel. Die regel betekent dat 20% van de oorzaken voor 80% van de problemen zorgt.
59
PDCA
Een verbetercyclus waarin achtereenvolgend de volgende stappen worden doorlopen: Plan, Do, Check en Act
60
Pickchart
Hulpmiddel om te kiezen tussen mogelijke oplossingen op basis van effect op resultaat en gemak van implementatie.
61
Poka-yoke
Een preventieve actie om fouten te voorkomen wordt vanuit Lean�Poke Yoke�genoemd.
62
Primair proces
Een proces dat functionele gebieden overstijgt. Het bestaat uit meerdere processen die samen waarde toevoegen aan een product of dienst binnen de muren van het bedrijf.
63
processflow diagram
Een manier om een proces te beschrijven waarin de stappen schematisch worden weergegeven. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van standaard symbolen om handelingen, beslissingen, documenten etc. aan te geven.
64
Procestijd
De�procestijd�is de tijd die een product of dienst op een werkstation (processtap) doorbrengt.
65
Productfamilie
Een�product- of servicefamilie�is een groep producten die voor ongeveer�80% dezelfde stappen�doorlopen.�
66
Project charter
Een format die gebruikt kan worden om een Plan van Aanpak te maken. Het is een kort document waarin de probleemstelling, doelstelling, scope, verwachte baten, rollen van teamleden inclusief verantwoordelijkheden en de belangrijkste stakeholders en hun belangen worden beschreven.
67
Pull
Activiteiten worden alleen uitgevoerd wanneer daar vraag naar is. Een stap in het proces of het leveren van een dienst of product wordt alleen uitgevoerd wanneer het nodig is en in de juiste hoeveelheid op basis van een 'signaal' vanuit de klant.
68
RACI-matrix
Een methode om per acitiviteit aan te geven wie verantwoordelijk en eindverantwoordelijk is. Daarnaast geef je per activiteit aan wie geraadpleegd en ge�nformeerd moeten worden.
69
Rootcause
Grondoorzaak, de achterliggende diepere oorzaak.
70
Scope
De aard, omvang en beperkingen van een project. Met de scope wordt bepaald wat het project wel en niet is en wat het project wel en niet moet bewerkstelligen.
71
Servicefamilie
Een�product- of servicefamilie�is een groep diensten die voor ongeveer�80% dezelfde stappen�doorlopen.�
72
Single Minute Exchange of Dies (SMED)
Een systematische techniek om omsteltijden te reduceren. De omsteltijd is de benodigde tijdsduur om een machine in te stellen voor een ander type bewerking of product. Single Minute betekent een omsteltijd korter dan 10 minuten.
73
SIPOC
Een high-level overzicht van een proces. Een SIPOC kun je gebruiken om de scope van het project te bepalen. De letters in SIPOC staan voor: Suppliers, Inputs, Process, Output en Customers.
74
SMART
Een principe voor het eenduidig opstellen en controleren van doelstellingen: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden (SMART).
75
Stakeholder(analyse)matrix
Een tool om stakeholders (belanghebbende) te ordenen en in te delen op invloed en de mate waarop ze geraakt worden door een project. De matrix geeft aan op welke manier je ze kunt betrekken bij je project.
76
Stakeholders
Belanghebbende. Personen of groepen die een direct of indirect belang hebben bij de organisatie en/of het betreffende proces.
77
Swimlane flowchart
Een processchema waarin visueel onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende verantwoordelijkheden voor stappen in het proces. Elke 'baan' bevat processtappen die door ��n verantwoordelijke wordt uitgevoerd. Hierdoor worden verantwoordelijkheden en overdrachten zichtbaar.
78
Takttijd
Het vereiste ritme van het proces. Het tempo waarin de klant producten of diensten uit een proces wil ontvangen.
79
Toyota Production System
Een managementsysteem ontwikkeld door Toyota dat de filisofie en praktijken omvat gericht op respect voor mensen en continu verbeteren.
80
Training within industry
Een trainingsprogramma om medewerkers (te stimuleren om) op de werkplek te laten leren. Het bestaat uit vier onderdelen: Job instructie, Job relation, Job methods, Job safety.
81
Two-bin (kanban)
Een kanban systeem gebaseerd op twee bakken. Indien de eerste bak leeg is, is dat de trigger voor de voorgaande schakel om te produceren of in te kopen. In het proces zelf wordt doorgewerkt met de tweede bak.
82
Validiteit
De geldigheid van een meting, ofwel in hoeverre meet je daadwerkelijk wat je moet meten en krijg je een (gemiddeld) juiste uitkomst. Data is valide (zuiver) als er zo min mogelijk systematische fouten worden gemaakt.
83
Value Stream Map (VSM)
Een procesbeschrijving of processchrema waarmee de totale waardestroom in kaart kan worden gebracht. Een VSM bevat uigrebreide data over het proces.
84
Verbeter-Kata
Herhaalde routine om uitdagende doelen te realiseren. Door stap voor stap een obstakel of probleem weg te werken en te leren van de obstakels en problemen die je tegenkomt bij het continu verbeteren.
85
Visgraatdiagram
Zie Ishikawa.
86
Voice of Business (VOB)
Eisen of beperkingen aan het leveren van de waarde aan de klant vanuit een organisatie.
87
Voice of Customer (VOC)
De behoeften, wensen, verwachtingen en voorkeuren van de interne of externe klant, ook wel de klantwens.
88
Wachttijd
De tijd die een product of dienst tussen twee werkstations (processtappen) stilstaat.
89
Werkproces
Een envoudig proces dat niet over meerdere functionele gebieden beweegt (bijv. het picken van orders in het magazijn).
90
Work flow cyclus
Een tijdvak waarin werkzaamheden worden uitgevoerd. Het is een manier om bijvoorbeeld een hoeveelheid orders te spreiden over de beschikbare tijd.
91
92
VSM afkortingen
Omschrijving
93
P/T
Procestijd.
94
C/T
Cyclustijd.
95
U/T
Uptime: Machine beschikbaarheid.
96
C/O
Change over time: Omsteltijd, de tijd die nodig is om het proces om te stellen naar een ander product of dienst.
97
Scrap
Afval: Het aantal producten of diensten dat niet voldoet aan de klantwens.