Latijnse woordjes Flashcards
via
weg, v., viae
rosa
roos, v., rosae
cur
waarom, bijwoord,
laetus
vrolijk (laeta, laetum)
gaudere
blij zijn, gaudeo
iter
reis, de weg, o., itineris
pecunia
geld, v., pecuniae
aedificium
het gebouw, o., aedificii
finis
de grens, het einde, het doel, finis, m.
spectaculum
het schouwspel, o., spectaculi
interea
intussen, bijwoord
ideo
daarom, bijwoord
domum
naar huis, bijwoord
esse
zijn, bestaan, sum
venire
venio, komen
aperire
openen, onthullen, aperio
sedere
sedeo, zitten
videre
video zien
respondere
respondeo, antwoorden
amicus
vriend, m., amici
deus
god, m., dei
dominus
de meester, m., domini
equus
het paard, m., equi
servus
de slaaf, m., servi
familia
het gezin, het personeel, v., familiae
aqua
water, v., aquae
templum
tempel, o., templi
vinum
wijn, o., vini
pater
patris, m., vader
senex
senis, m., oude man
virgo
maagd, meisje, v., virginis
vox
stem, woord, v., vocis
flumen
rivier, o., fluminis
sidus
ster, sterrenbeeld, o., sideris
filia
dochter, v., filiae
dea
godin, v., deae
domina
meesteres, v., dominae
serva
slavin, v., servae
femina
de vrouw, v., feminae
monumentum
het moment, het aandenken, o., monumenti
canis
hond, m. canis
iuvenis
jongeman, m., iuvenis
mercator
handelaar, m., mercatoris
miles
soldaat, m., militis
senator
senator, m., senatoris
nox
nacht, v., noctis
caput
hoofd, hoofdstuk, o., capitis
est
is
sunt
zijn
ibi
daar, bijwoord
saepe
dikwijls, bijwoord
aut
of, voegwoord
et
en, ook, voegwoord
-que
en, voegwoord
sed
maar, voegwoord
avus
grootvader, m., avi
donum
geschenk, o., doni
dux
de leider, m., ducis
mater
moeder, v., matris
corpus
lichaam, o., corporis
iam
al, dadelijk, bijwoord
interdum
soms, bijwoord
quoque
ook, bijwoord
enim
want, voegwoord
curia
curia (het Romeinse senaatsgebouw), v, curiae
fabula
het verhaal, toneelstuk, v., fabulae
luna
maan, v., lunae
forum
forum, (Romeinse marktplein, o., fori
iudex
rechter, m., iudicis
onus
last, o., oneris
tempus
tijd, het moment, o., temporis
non
niet, ontkenning
semper
altijd, bijwoord
statua
standbeeld, v., statuae
eques
ruiter, ridder, m., equitis
laborare
werken, lijden, laboro
apparere
verschijnen, blijken, appareo
dormire
slapen, dormio