latijnse woorden Flashcards
1
Q
a contrario
A
vanuit het tegenovergestelde
2
Q
a fortiori
A
sterker nog
3
Q
a posteriori
A
achteraf
4
Q
a priori
A
van tevoren
5
Q
ab absurdo
A
vanuit het ongerijmde
6
Q
ab initio
A
vanaf het begin
7
Q
ab ovo
A
vanaf het allereerste begin
8
Q
ad fundum
A
tot de bodem
9
Q
ad hoc
A
specifiek voor dit geval
10
Q
ad rem
A
bij de zaak
11
Q
conditio sine qua non
A
noodzakelijke voorwaarde
12
Q
de facto
A
in feite
13
Q
et cetera
A
enzovoort
14
Q
ex absurdo
A
van uit het ongerijmde
15
Q
ex cathedra
A
vooraan voor het publiek doceren
16
Q
in casu
A
in dit geval
17
Q
in dubio
A
in twijfel
18
Q
id est
A
dat wil zeggen
19
Q
in extenso
A
in zijn geheel
20
Q
in se
A
op zich
21
Q
in spe
A
toekomstig
22
Q
ipso facto
A
noodzakelijkerwijs
23
Q
modus operandi
A
werkwijze
24
Q
mutatis mutandis
A
hetzelfde maar anders
25
non sequitur
onjuist verband
26
nota bene
letterlijk/ bovendien
27
per se
noodzakelijk
28
pro forma
voor de vorm
29
pro rata
naar verhouding
30
quod erat demonstrandum
wat aangetoond moest worden
31
stante pede
onmiddelijk
32
sui generis
van zijn soort
33
tabula rasa
met een schone lei beginnen
34
ut infra
zoals hieronder gezegd
35
ut supra
zoals hiervoor
36
vice versa
andersom
37
versus
tegenover