Latijnse en Griekse invloed Flashcards

1
Q

Errata

A

Drukfouten in een geschreven werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Status quo

A

Huidige situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ad rem

A

Gevat, snedig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ad hoc

A

Voor deze zaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ex aequo

A

hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vademecum

A

beknopte handleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

a priori

A

vooraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ad interim

A

voor een bepaalde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

curriculum vitae

A

overzicht van je opleidingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

carpe diem

A

pluk de dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

alias

A

andere naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sic

A

zo staat het er woordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cum laude

A

met lof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mea culpa

A

schuldbekentennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in spe

A

in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ad fundum

A

drank in 1 keer uitdrinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Persona non grata

A

Persoon die niet gewenst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stante pede

A

Met onmiddellijke ingang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Conditio sine qua non

A

noodzakelijke voorwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

pro forma

A

een nulscore voor het examen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

nota bene

A

let op (iets waarover je verwonderd bent extra benadrukken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

alter ego

A

een tweede persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de facto

A

in feite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

aquaplanning

A

als de auto slipt doordat er zich een laagje water tussen de banden en het wegdek bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

domotica

A

Geheel van technische voorzieningen die het huishouden automatiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Filantroop

A

mensenvriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

hypnoticum

A

slaapmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

anachronisme

A

fout tegen de tijdrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

perimeter

A

omtrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

monochroom

A

in 1 kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

autodidact

A

iemand die zijn kennis door zelfstudie heeft verkregen.

32
Q

kakofonie

A

slecht samenklinkende klanken

33
Q

macrobiotisch

A

Gezond en natuurlijk voedsel

34
Q

postgraduaat

A

opleiding na het graduaat

35
Q

cryptogram

A

kruiswoordraadsel waarbij iedere woordomschrijving zelf een puzzel is.

36
Q

polygamie

A

gelijktijdig gehuwd zijn met 2 of meer partners.

37
Q

cryotherapie

A

medische toepassing van extreme koude

38
Q

misogynie

A

vrouwenhaat

39
Q

drukfouten in een geschreven werk

A

errata

40
Q

huidige situatie

A

status quo

41
Q

gevat, snedig

A

ad rem

42
Q

voor deze zaak

A

ad hoc

43
Q

hetzelfde

A

ex aequo

44
Q

beknopte handleiding

A

vademecum

45
Q

vooraf

A

a priori

46
Q

voor een bepaalde tijd

A

ad interim

47
Q

overzicht van je opleidingen

A

curriculum vitae

48
Q

pluk de dag

A

carpe diem

49
Q

andere naam

A

alias

50
Q

zo staat het er woordelijk

A

sic

51
Q

met lof

A

cum laude

52
Q

schuldbekentenis

A

mea culpa

53
Q

in de toekomst

A

in spe

54
Q

drank in 1 keer uitdrinken

A

ad fundum

55
Q

persoon die niet gewenst is

A

persona non grata

56
Q

met onmiddellijke ingang

A

stante pede

57
Q

noodzakelijke voorwaarde

A

conditio sine qua non

58
Q

een nulscore voor het examen

A

pro forma

59
Q

let op (iets waarover je verwonderd bent extra benadrukken)

A

nota bene

60
Q

een tweede persoonlijkheid

A

alter ego

61
Q

in feite

A

de facto

62
Q

Als de auto slipt doordat er zich een laagje water tussen de banden en het wegdek bevindt.

A

aquaplaning

63
Q

geheel van technische voorzieningen die het huishouden automatiseren

A

domotica

64
Q

mensenvriend

A

filantroop

65
Q

slaapmiddel

A

hypnoticum

66
Q

fout tegen de tijdrekening

A

anachronisme

67
Q

omtrek

A

perimeter

68
Q

in 1 kleur

A

monochroom

69
Q

iemand die zijn kennis door zelfstudie heeft verkregen

A

autodidact

70
Q

slecht samenklinkende klanken

A

kakofonie

71
Q

gezond en natuurlijk voedsel

A

macrobiotisch

72
Q

opleiding na het graduaat

A

postgraduaat

73
Q

kruiswoordraadsel waarbij iedere omschrijving zelf een puzzel is

A

cryptogram

74
Q

gelijktijdig gehuwd zijn met 2 of meer partners

A

polygamie

75
Q

medische toepassing van extreme koude

A

cryotherapie

76
Q

vrouwenhaat

A

misogynie