latijn voc caput 5 Flashcards
1
Q
mora
A
-ae v. het getreuzel,de vertraging
2
Q
publicus
A
openbaar,officieel
3
Q
consitere
A
O, zich opstellen, halt houden
4
Q
excedere
A
weggaan uit,overschrijden
5
Q
adicere
A
IO toevoegen
6
Q
pati
A
ior, verdragen
7
Q
natura
A
ae, aard, natuur
8
Q
instare
A
in het nauw brengen,dreigen
9
Q
cernere
A
in het oog krijgen,zien
10
Q
contingere
A
it +dat, het overkomt
11
Q
tradere
A
overhandigen,toevertrouwen
12
Q
inferre
A
fero, brengen naar, veroorzaken
13
Q
ratio
A
rationis v rekening,de redenering
14
Q
fere
A
bijna meestal
15
Q
modo
A
slechts,zojuist
16
Q
potius
A
eerder,liever
17
Q
gerere
A
dragen,voeren
18
Q
patere
A
eo, openstaan,vduidelijk maken
19
Q
impellere
A
O, aandrijven,aanzetten
20
Q
instituere
A
oprictehn,beginne,onderrichten
21
Q
A