Latijn 1-12 Flashcards
Flumen, flumina
Rivier
Rex, reges
Koning
Servus
Slaaf
Vocare
1- roepen
2- noemen
Venire
Komen
Audire
Horen
Vidēre
Zien
Puer, pueri
Jongen
Iacēre
Liggen
Clamare
Schreeuwen
Et
1- en
2- ook
Lacrimare
Huilen
iubēre
Bevelen
Necare
Doden
Timēre
Doden
Ideo
Daarom
Mandatum
Opdracht
Non
Niet
Recusare
Weigeren
Tamen
Toch
Tollere
Optillen
Ad +acc
1- naar, tot
2- tot
Portare
Dragen
In +acc
In, naar
Ponere
Plaatsen
Locus
Plaats
Ubi
Waar
Aqua
Water
Inter +acc
1- tussen
2- tijdens
Arbor, arbores
Boom
Ibi
Daar
Esse
Zijn (infinitivus)
Custodire
Bewaken
Subito
Plotseling
Accedere
1- gaan naar
2- naderen
Haud
Helemaal niet
Praebēre
(Aan)bieden
Sic
Zo
Bibere
Drinken
Cogitare
(Na)denken
Deus
God
Protegere
Beschermen
Nam
Want
Uxor, uxores
Echtgenote
Tradere
Overhandigen
Dicere
Zeggen
Favēre +dat
Steun geven aan
Filius
Zoon
Femina
Vrouw
Ridēre
Lachen
Nomen, nomina
Naam
Dare
Geven
Mater, matres
Moeder
Sicut
Zoals
Pater, patres
Vader
Amicus
Vriend
De +abl
1- van(af)
2- over
Mons, montes
Berg, heuvel
Cum +abl
Met
Frater, fratres
Broer
Populus
Volk
Tacēre
Zwijgen
Quoque
Ook
Tandem
Eindelijk
Dividere
Verdelen
Urbs, urbes
Stad
Aedificare
Bouwen
Primum
Eerst
In +abl
1- in
2- op
Vir, mv viri
Man
Saxum
Rots, rotsblok
Murus
Muur
Facere, facio
1- doen
2- maken
Dum
1- terwijl
2- zolang als
Placēre +dat
Bevallen
Cur
Waarom
Licet (+dat)
Het is toegestaan (aan)
Iam
Al, reeds
Stare
Staan
Hostis, hostes
Vijand
Intrare
Binnenkomen
Civis, cives
Burger
Sed
Maar
Gladius
Zwaard
Roma
Rome
Periculum
Gevaar
Arx, arces
Burcht
Romanus
Romein
Turba
Menigte
Puella
Meisje
Miles, milites
Soldaat
Si
Als, indien
Temptare
Proberen
Semper
Altijd
Retinēre
Tegenhouden
Nox, noctes
Nacht
Dormire
Slapen
Pars, partes
Deel
Custos, custodes
Bewaker
Silentum
Stilte
Ecce
Kijk
Arma mv
Wapens
Statim
Meteen
Cadere
Vallen
Post +acc
1- achter
2- na
Auxilium
Hulp
Servare
Redden
Ignis, ignes
Vuur
Per +acc
1- door(heen)
2- gedurende
Annus
Jaar