Language Flashcards
Useful vocabulary and phrases.
wet
nat
how much is
hoeveel is
where is
waar is
what is your name
Hoe gaat het met u?
How are you?
Hoe gaat het met u?
Pleased to meet you
Aangename kennismaking
Good morning
Goedemorgen
Good afternoon
Goedemiddag
Good evening
Goedenavond
see you soon
Tot gauw
I don’t understand
Ik begrijp het niet
Please say that again
Kun U dat herhalen alstublieft?
Please speak more slowly
Kunt u wat langzamer praten, alstublieft?
How do you say … in Dutch?
Hoe zeg je … in het Nederlands?
Sorry
Sorry
Thank you
Dank u
Your welcome
Graag gedaan
do not mention it (response to thank you)
Geen dank
Please
Alstublieft
Go away!
Ga weg!
Leave me alone!
Laat me met rust!
Happy Birthday
Gelukkige verjaardag
Thanks!
Bedankt!
Do you speak English?
Spreekt u Engels?
Would you help me please?
Kunt u mij helpen?
How much is that?
Hoeveel kost dat ?
At what time do you open?
Hoe laat gaat u open?
Monday
maandag
Tuesday
dinsdag
Wednesday
woensdag
Thursday
donderdag
Friday
vrijdag
Saturday
zaterdag
Sunday
zondag
January
januari
February
februari
March
maart
April
april
May
mei
June
juni
July
juli
August
augustus
September
september
October
oktober
November
november
December
december
0
nul
1
één
2
twee
3
drie
4
vier
5
vijf
6
zes
7
zeven
8
acht
9
negen
10
tien
11
elf
12
twaalf
13
dertien
14
veertien
15
vijftien
16
zestien
17
zeventien
18
achttien
19
negentien
20
twintig
21
eenentwintig
22
tweeëntwintig
30
dertig
40
veertig
50
vijftig
60
zestig
70
zeventig
80
tachtig
90
negentig
100
honderd
200
tweehonderd
300
tweehonderd
400
vierhonderd
500
vijfhonderd
1000
duizend